Bij de aanstelling van Jürgen François tot deken en pastoor van Gent-Centrum
en van Gino Grenson tot pastoor van Christus Koning en Sint-Pieters Buiten.
Kathedraal 25 november 2016
“Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen niet voorbijgaan”. Paus Franciscus zegt vaak dat er een verschil is tussen ‘tijd’ en ‘ruimte’. Ruimte is beperkt, men zit wel altijd ergens tussen twee begrenzende horizonten, zeker wanneer men binnen zit. Hemel en aarde doen me denken aan een ruimte, met beperkingen dus, terwijl de ‘Woorden’ van Christus die door Lucas weergegeven worden een perspectief openen, waar geen grenzen op staan. Niet tijdgebonden woorden, dat merken we al wanneer we zien dat de woorden van Christus gesproken en geschreven werden 2000 jaar geleden. Dat is het boeiende van het evangelie, het moet wel een Woord van de onsterfelijke God zijn om zo de eeuwen en de culturen te trotseren. Laat dit al maar een eerste uitnodiging zijn, goede vrienden, om het Woord van de Schrift voortdurend ter hand te nemen. We weten immers dat ‘geloven komt uit horen’. En dus, luisteren naar het Woord van God. Dat is de enige manier om Christus te leren kennen, te leren beminnen, te leren doorgeven aan al wie er voor open staat.
Het komt er in onze pastorale zorg eigenlijk alleen maar op aan Christus te leren kennen, door te geven, in al zijn verschillende vormen. Verkondiging en dienstbaarheid concentreren zich dan in het vieren van de eucharistie. Ik weet het, jullie weten het ook, waar de eucharistie als één gemeenschap gevierd wordt, daar wordt geluisterd naar de Schrift, daar zijn we ons bewust zondaar te zijn, daar geven we aan elkaar hoop en vrede, en vooral, daar spiegelen we ons aan het sterke getuigenis van Christus die zich totaal geeft.
Om die Christus gaat het, we zien Hem bezig tussen de mensen. Hij was een schandaal voor zijn tijd. Hij ging in tegen de voorschriften, Hij wilde niet dat de vrouw die op heterdaad betrapt was zou gestenigd worden. Hij reageerde op wat die andere vrouw uitriep: “Zalig de schoot die u gedragen heeft en de borsten die u gevoed hebben” (Lc. 11, 27). Maria moest volgens Hem niet geloofd worden omdat ze zijn moeder was, maar omdat ze het Woord van God beluisterd had en als dienstmaagd van de Heer hem volledig gehoorzaam was. Toen ze Hem riepen dat zijn moeder en zijn broers daar waren en Hem wilden spreken, zie Hij: “Veeleer zijn deze mensen mijn broeders en mijn zusters”. “Zalig zijn zij - eerder zij - die het Woord van God beluisteren en het onderhouden” (Lc. 10, 28).
Vorige week ontmoette ik Paus Franciscus, in een aangenaam gesprek. Toen ik hem vroeg wat ik aan mijn priesters moest zeggen, zei hij: “Zeg hun dat ze een moeder hebben die hen graag ziet, Maria”. Dat deed me denken aan wat ik juist zei: niet omdat ze moeder was van Jezus, maar omdat ze luisterde naar het Woord van God en het bewaart is zij een liefhebbend model voor de priester. Het gaat hier niet om een ruimte, maar om de tijd. Pastoor staat voor ruimte, in een territorium, priester staat voor tijd. Pastoor is een functie met beperkingen, in de ruimte maar ook qua beschikbare middelen, qua medewerkers, qua gebouwen en materiële zorgen. Een priester staat aan de kant van het Woord dat niet vergaat, hij is de garant van de verkondiging, van de dienstbaarheid en van de viering van het geloof door de gemeenschap in de liturgie, gericht op de eindtijd.
Op die wijze is Maria onze stevige voorspreekster, niet in de zin van een positie die ze bekleedt of een ambt dat ze draagt, maar als dienstmaagd die luistert naar het Woord van God, zich onmiddellijk engageert en optrekt naar Elisabeth, aanwezig blijft tot onder het kruis van Christus, en bezield, bewoond door de Heilige Geest, aanwezig is bij de zending van de apostelen door die Geest.
Ik vermoed, Jürgen en Gino, dat jullie begrijpen wat ik bedoel met de opdracht voor de priester die nu toevallig ook pastoor is.
Deze morgen in de eucharistie was het refrein tussen de twee lezingen van toepassing op wat we nu vieren: “Zie hier Gods woning onder de mensen” en verder lees ik: “Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij God-met-hen, zal hun God zijn” (Apok. 21, 3).
Daarover gaat het: als gelovige gemeenschap. Met de priester die in dienst staat van de gemeenschap, kunnen wij met de psalm besluiten:
“Gelukkig zij die wonen in uw Huis o Heer
die u daar voor altijd mogen prijzen.
Gelukkig die op u mag steunen
hij zal zijn weg vervolgen met hernieuwde kracht.
Voor mij is dat uw altaar, Heer der hemelmachten
mijn koning en mijn God.
Mijn ziel verlangt en hunkert naar uw heiligdom
mijn hart en heel mijn wezen
gaan jubelend uit naar de God die leeft” (Ps. 84, 3-8).