Het is stil waar het nooit waait...
Gedachten bij het Pinksterfeest
'Het is stil waar het nooit waait,' hoor je wel eens mompelen in de wandelgangen, zeker wanneer een gezin, een vriendengroep of club geconfronteerd wordt met een meningsverschil of woordenwisseling, met verhitte discussies en tegengestelde getuigenissen of ervaringen. En het is inderdaad stil waar het nooit waait. Waar mensen samenleven, worden ze dagelijks geconfronteerd met hun verschillend aanvoelen, hun verschillende interpretaties van schijnbaar dezelfde feiten, hun eigen kijk op mens, wereld en samenleving.
Water en vuur hebben hun eigen kracht en charmes, maar de wind moet er blijkbaar niet voor onderdoen. Al zeggen we wel eens ‘dat een mens van den trok moet leven’, wanneer er storm opsteekt, de wind doorheen ramen en deuren schuurt, bomen gaan buigen, takken en bladeren als kinderspel worden meegevoerd door die mysterieuze kracht, dan weten we: 'We are just dust in de wind.'
De wind speelt ook in de Bijbel een voorname plaats. Wanneer God de wereld uit het niets tot leven roept, is het de wind die over de wateren zweeft en voor scheiding van aarde en zee zorgt, orde weet te scheppen. En heeft de mens zijn hele bestaan precies niet te danken aan het feit dat God hem de levensadem de neus inblies en zo tot leven riep? En zo is er sprake van een hevige wind die het huis waar de bange apostelen zich in verscholen hadden in rep en roer zet. Een nieuwe wind waait doorheen hun hoofden en gedachten. Ze raken vervuld van de heilige Geest en ofschoon ze uit zo veel verschillende volkeren en culturen stammen blijken ze elkaar moeiteloos te verstaan, in die Esperantotaal avant-la-lettre die liefde heet. Uit alle windstreken komen ze en blijkbaar vinden ze elkaar in dat ene geloof, het geloof dat die gekruisigde Christus door Gods kracht uit de dood is opgestaan en dat zij meer kunnen doen dan ademloos toekijken: wie de deuren en ramen van zijn leven voor Gods Geest openzet, kan deel krijgen aan de nieuwe wind die sinds Jezus van Nazareth de kop opstak en niet meer te stuiten is. In dit Pinkstergebeuren wordt de kerkgemeenschap geboren, vindt Jezus’ verrijzenis uit de dood zijn voltooiing in mensen die deel krijgen aan zijn bezieling, zijn dromen en inspiratie.
Het Pinksterfeest nodigt ons dus uit om de vleugels van ons geloofsleven weer wagenwijd open te gooien, om niet bang onze deuren te sluiten en desnoods een nieuwe wind te laten waaien daar waar ons geloof, tradities en wetten onder een dikke verstikkende laag stof is terechtgekomen. Meer dan ooit hebben we binnen onze gemeenschap mensen nodig die een nieuwe ziel, bezieling weten te steken in het verhaal van Jezus van Nazareth, die Zijn liefde voor God en mens niet enkel in- maar ook uitademen. Van onze kerk en onze liturgie geen oude mensenbedoening maar een jong, aantrekkelijk en soepel gebeuren maken. We hebben nood aan mensen die de gaven van de Geest: vrede, vreugde, geduld, vriendelijkheid, goedheid en trouw weten in te bouwen in hun persoonlijkheid en ook weten uit te stralen naar anderen toe.
Pinksteren is beseffen dat we als windturbines zijn, die men op zandbanken of hoger gelegen gebieden plaatst als bronnen van alternatieve energie. Als christenen zijn we voortdurend geroepen de wieken van ons geloof, van onze persoonlijkheid in beweging te laten brengen door Gods Geest, om zo alternatieve, groene energie op te wekken: de alternatieve mooie energie van Gods vuige liefde voor mens, kerk en wereld, om kinderen van de wind te worden, Gods wervelende Pinksterwind die leven brengt en leven doet.
Zalig Pinksterfeest!
Gino Grenson