Waarom worden juist de relieken van Sint-Donatianus, bewaard in de abdij van Corbie (Amiens), in 867 door de Karolingische koning Karel de Kale van West-Francië geschonken aan Boudewijn I, graaf van Vlaanderen?
De zeventienjarige Judith, dochter van Karel de Kale, was door haar vader reeds tweemaal uitgehuwelijkt aan twee opeenvolgende koningen van Wessex in Zuid-Engeland. Beide koningen overleden echter zonder dat het huwelijk een kind had voortgebracht. Judith keerde daarom terug naar het hof van haar vader, die zijn dochter een derde maal, tegen haar zin, plande uit te huwelijken. Met behulp van haar broer, Lodewijk de Stamelaar, wist de prinses het hof van haar vader te ontvluchten in een complot met ene Boudewijn. Die Boudewijn, later de eerste graaf van Vlaanderen, was volgens de overlevering afstammeling van de forestiers van Harelbeke, die de wouden van de Vlaanderengouw beheerden.
Om Karel de Kale te ontlopen zwierven Boudewijn en Judith een tijd door Francië. Volgens de legende maakte Boudewijn hierbij naam. In de buurt van Brugge stuitten Boudewijn, Judith en hun getrouwen op een beer. De beer ging op zijn achterpoten staan en wou het stel aanvallen. Op dat moment stootte Boudewijn het dier zo hard met zijn lans dat de beer aan de boom achter hem werd vastgespietst. Zo kwam hij aan de naam Boudewijn met de IJzeren arm, het bekende Brugse beertje verwijst naar dit verhaal. Vader Karel had ondertussen de twee laten excommuniceren door de paus. Hierop trok het stel naar Rome om hun zaak bij de paus te bepleiten. Die verbrak de excommunicatie en gaf hen de toestemming om te trouwen, wat op 13 december 863 in Auxerre gebeurde.
Na de opheffing van de excommunicatie werd dit huwelijk door koning Karel de Kale erkend. Als teken van verzoening kreeg Boudewijn het door water en vikingen geteisterde Vlaanderengouw en de relieken van Sint-Donatianus als onderpand van de herstelde verstandhouding en feodale trouw. In zijn Vita door de latere Hincmar van Reims, en in de Acta Sanctorum heeft bisschop Donatianus van Reims naam als bemiddelaar in conflicten en geschillen, in zijn geval met de Romeinse prefect en de diverse migranten in het toenmalige Durocortorum.
Relieken in veiligheid gebracht
Tussen de achtste en elfde eeuw trokken er golven van stropers en migranten uit Scandinavië weg. Hoewel ze lange tijd gevreesd werden als woeste plunderaars en aanrichters van genadeloze slachtpartijen, waren die vikingen ook bekwame zeelui, handelaars en voortreffelijke ambachtslieden. Vlaanderen lag in een uithoek van het koninkrijk en was daarom zeker ook doelwit van plunderingen. Boudewijn wist echter de aanvallen van de Vikingen af te slaan en bleek een succesvol bestuurder. Hiervoor werd hij in 870 beloond met de erkenning als eerste graaf van Vlaanderen.
Boudewijn bracht de relieken van Sint-Donatianus in 868 naar de collegiale Sint-Petruskerk Torhout, waar ze aan een kapittel werden toevertrouwd. Door de druk van de Noormannen werden de relieken enkele jaren later om veiligheidsredenen naar de grafelijk burcht, een toevluchtsoord in Brugge, overgebracht. Ze werden bewaard in de toenmalige Onze-Lieve-Vrouwkapel van de burcht. De restanten van deze kapel maken nu nog deel uit van de Basiliuskapel onder de Basiliek van het Heilig Bloed. Later werden de relieken verplaatst naar collegiale Sint-Donaaskerk. Eeuwenlang was die kerk de imposante titelkerk van het Sint-Donaaskapittel en in 1559 wordt ze zelfs de kathedraal van het eerste bisdom Brugge.
Tijdens het protestants bewind in Brugge (1578-1584) werden de relieken verborgen. Dat gebeurde opnieuw toen de kathedraal op het einde van de revolutionaire achttiende eeuw werd verkocht en afgebroken. Schrandere verzetslui brachten de relieken over naar het Nederlandse Middelburg waar ze weggestopt werden. De relieken vinden na het concordaat van 1801 opnieuw een definitieve bestemming in de Sint-Eloois- en Sint-Amatuskerk in Brugge. In 1834 wordt die kerk de Sint-Salvatorskathedraal van het heropgerichte bisdom. De relieken worden opgeborgen in een enig mooi zilveren schrijn dat jaarlijks in de Heilig Bloedprocessie wordt meegedragen en nu een plaats heeft in de schatkamer van de kathedraal.
lees verder onder de afbeeldingen