voor je wegtrekt van de plek en van de mensen, van de taal en de cultuur, weg van geschiedenis en van verhalen, van de humor en van lief en leed.
’t Moet al ver gekomen zijn … geen andere toekomst meer te zien dan het duistere onbekende, dan een verre tocht vol hyena’s en vol wolven, smokkelaars en plunderaars … Alleen de sterkste zal wel overleven.
’t Moet al ver gekomen zijn … al je hebben en houden in twee plastiektassen mee te sjouwen en om hulp te roepen in een vreemde taal, een vreemd land waar velen je niet graag zien komen, waar de angst een taaie drijfveer is.
En nu sta je hier op onze stoep, kwetsbaar, niet zelden erg verwond, midden tussen hoop en wanhoop. Om hier een nieuw verhaal te schrijven, om mens te worden mee met ons. ’t Moet lukken, denk ik haast, daarvoor ben je van te ver gekomen.
‘k Moest denken aan een lied van Oosterhuis dat vast met Kerstmis ook wel weer zal klinken. Ik weet niet of de dichter jou voor ogen had, maar hij schreef het zo …
‘Vanwaar zijt Gij gekomen, wij wisten niets van U. In onze stoutste dromen was God nooit hier en nu. Een nieuwe God zijt Gij die onder ons wil wonen, zo ver weg, zo dichtbij.’ Je bent van ver gekomen…
(gevonden in ‘Samen’, bisdom Hasselt, december 2015)
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.