De zestiende en zeventiende zondag spreekt de Heer weer in parabels. Van het Koninkrijk, dat gelijkt op die zaaier die het onkruid verdraagt, op dat mosterdzaadje dat groot uitgroeit, op die gist die het deeg doet rijzen, op de schat van de akker, op de koopman die de mooiste parel zoekt, op het sleepnet dat goede en slechte vissen vangt … De gelijkenissen moeten beeldrijk leren, bemoedigen en betrouwen geven. Het zijn doordenkers. Jezus legt zijn boodschap in hun plooien. Maar zijn toehoorders denken vaak niet door en vatten hun diepte niet. Of wij beter doen? Kom luisteren!
En dan even uit het ritme van de jaarzondagen, voor het feest van de Gedaanteverandering van de Heer. Zelden op zondag, maar dat deert niet zo, want het Tabor-relaas is, in de versies van Matteüs, Markus en Lukas, ook steevast de tweede vasten aan de orde. Op de berg verheerlijkt de Vader de Zoon van zijn welbehagen en Hij sterkt Hem voor de onontkoombare ontluistering en dood. En Jezus bemoedigt in Petrus, Jakobus en Johannes al zijn volgelingen. Zijn glanzende gedaante verandert ook hun wezen. Ze dalen anders dan ze klommen. De vonken van zijn heerlijkheid verlichten hun tred. Al duurt het nog wel even, want de felste van de drie had boven de hemel liever langer vastgehouden en meteen tenten gebouwd. En dat spreekverbod tot de opstanding van de Verheerlijkte mag ook niet verbazen. Hun Heer moet nog door het diepste dal. Eens zien, of die felle dan standhoudt …
Klimmers hebben topervaringen, boven raken ze in vervoering. Met de drie getuigen mogen we even uit de lage dagen. Het hagelwitte kleed verblindt, de stem uit de wolken verbluft en Jezus’ stellige zekerheid vertroost. Geloof, diepgang en deemoed vragen rijping. Ook die zesde augustus geeft geen garantie tegen neergang, lijden en dood, maar het feest werkt weldadig en voedt het besef, dat zij niet het laatste zijn. En, nog een opmerkelijk verschil: Wij hebben geen spreekverbod.