DE DOORTOCHT | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
H. Petrus en Paulus Parochie in Gent-Zuid

H. Petrus en Paulus Parochie in Gent-Zuid

  • Startpagina
  • Contacten
  • Kerken & vieringen
  • Formulieren
  • Zoeken
  • Meer
    • Kerken & vieringen
    • Formulieren
    • Zoeken
    • "Online offerkaars branden" Bidden voor elkaar en voor onze nabestaanden Onze privacyverklaring Aanvragen misintenties Kerken in Gent-Zuid Aanvragen doopsel Aanvragen vormsel Aanvragen huwelijk Bisdom Gent Dekenaat Gent Clemenspoort
DE DOORTOCHT   © Peter Engelbert

DE DOORTOCHT

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op maandag 15 maart 2021 - 9:52
Afdrukken

Het motief van de tocht door de woestijn is een intrigerend gegeven voor al wie van dicht of ver vertrouwd is met de Bijbel. Het verhaal van het volk dat niet minder dan veertig jaar op weg was van Egypte naar Israël, spreekt tot de verbeelding. Het doet ook allerlei vragen rijzen, onder meer van praktische en historische aard: hoe komt het dat die tocht zó lang duurde? Hoe zijn ze precies gewandeld? Wat gebeurde waar precies? Die vragen – hoe interessant ze ook zijn – worden hier verder niet behandeld. Enerzijds omdat de antwoorden erop altijd speculatief zullen zijn wegens gebrek aan bronnen en bewijs. Anderzijds omdat ze vanuit een meer spiritueel perspectief op zoek naar geloofsverdieping niet de meest pregnante zijn. 

Waar het hieronder óók niet zal over gaan, is over al te goedkope toepassingen van de zogenaamde woestijnervaring. In de zin van: we kunnen de rapportering over de miserie en ellende en het permanente worstelen van het volk Israël leggen op onze eigen ervaring vandaag, en er inspiratie uit putten om vol te houden. Want uiteindelijk komt het goed, uiteindelijk bereiken we het Beloofde Land, het land van melk en honing, of – godbetert – het ‘rijk van de vrijheid’. Het christelijk geloof wordt immers al genoeg versleten voor een naïeve soort van religieus optimisme, zowel door wie het goed gezind is als door wie er kritisch en afwijzend tegenover staat. Het punt is echter: het geloof spiegelt niet zomaar kleurrijk ‘happy end’ voor na allerlei tegenslagen, het verdiept de hoop door het cultiveren van het Godsvertrouwen. 

Pasen en het doopsel 

Bekijken we in dat opzicht eerst enkele fundamentele Bijbelse gegevens over de idee van ‘doortocht’, vooraleer we het hebben over de ‘uittocht’. De idee van ‘doorgang’ zelf is boeiend en reikt ver en diep. Want ze is maatgevend voor het begrijpen van Pasen, het centrale christelijke geloofsmysterie: de doorgang van Jezus door de dood naar het leven hebben de vroegste generaties christenen begrepen als analoog aan de doorgang van het volk Israël door de Rietzee. Dat was een grootse transitie weg van de slavernij, op weg naar de bevrijding. Op een gelijkaardige manier heeft Christus de mens bevrijd van de onderworpenheid aan dood en zonde, en een weg getoond naar de verzoening met God. 

Daar komt nog een laag van betekenis bij, die meer specifiek alludeert op het gegeven van een doortocht door water. Zo verstaat Paulus de betekenis van het doopsel als een enting op de dood en de verrijzenis van Christus, die op hun beurt dus als een ‘passage’ worden geduid. Zo is het doopsel een beetje zoals een geboortekanaal, waardoor de nieuwe mens tot leven komt en het ware licht ziet. In Paulus’ doopcatechese in de Romeinenbrief klinkt het zo: “Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden” (Rom. 6, 4). Over een doortocht gesproken! Maar Paulus redeneert verder: “Indien wij met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Want wij weten dat Christus, eenmaal uit de doden opgewekt, niet meer sterft: de dood heeft geen macht meer over Hem. […] Zo moet u ook uzelf beschouwen: als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus” (Rom. 6, 8-9; 11). 

Maar even terug naar de bevrijding uit Egypte, die als oermodel geldt voor zowel Pasen als het doopsel. Want in het oorspronkelijke ‘verhaal’ speelt nog een andere dimensie van ‘doortocht’ of ‘passage’ mee, die dikwijls onder de mat wordt geschoven maar in feite cruciaal is. Het gaat immers óók om het feit dat God aan de vooravond van het wegtrekken uit Egypte, ‘langsgaat’ bij alle huizen. De laatste van de tien plagen waarmee hij Egypte treft is even symbolisch als snoeihard: na een reeks natuurrampen ‘slaat’ hij de Egyptaren door alle eerstgeborenen, zowel bij de mensen als bij de dieren, het leven te ontnemen. Mozes moest het volgende aan de farao kond doen: “Zo spreekt de heer: Tegen middernacht zal Ik rondgaan door Egypte. Iedere eerstgeborene in Egypte zal sterven, van de eerstgeborene van de farao, die hem op de troon zal opvolgen, tot de eerstgeborene van de slavin die de handmolen draait; ook al de eerstgeborenen van het vee. Dan zal er in heel Egypte luid gejammer opgaan, zo luid als er nog nooit is geweest en nooit meer zal zijn” (Ex. 11, 4-6). 

God als protagonist

We worden er wat ongemakkelijk van om deze verzen te lezen. Hoe kan God nu zoiets zeggen, laat staan effectief ten uitvoer brengen wat hij Mozes aan de farao laat melden? Uitgerekend God, die ons met en door en in zijn eigen Zoon oproept tot liefde en vergiffenis, tot medeleven en zelfs begrip voor vijanden? Het is waar dat het ongemakkelijk is, maar het is ook ongemakkelijk dat het waar is…  

Wat ons in ieder geval aan het denken moet zetten, is dat God hier in de eeuwenoude verhalen van Exodus heel duidelijk het heft in handen neemt. De tekst van de Bijbel zet heel duidelijk in de verf dat God de protagonist is van de geschiedenis die hier geschreven wordt. In die context geeft het te denken dat het aperte geweld Gods unieke privilege is. Hij zegt niet aan zijn volk: sla nu maar aan het moorden en pak uw biezen. Integendeel, van de gehele voorbereiding voor de uittocht over de tocht door de woestijn tot het settelen in het Beloofde Land, is alles op minutieuze wijze uitgekiend. God zegt wat er moet gebeuren en hoe het moet gebeuren. Er is geen twijfel over dat Hij, en Hij alleen, aan het roer staat: Hij is zelfs degene die ervoor zorgt dat farao niet vermurwt maar halsstarrig blijft. Hij zorgt ervoor dat de wielen van de wagens van het leger van de farao scheef gaan lopen, dat het water van de zee splitst, dat iedereen mee is vooraleer de wateren zich weer vervoegen, enz. 

Op geen enkele manier is er dus een wettiging van geweld onder mensen onderling. God, en God alleen, is de heer van het leven. En het ideaal van dat leven is een leven in volheid van gemeenschap met God en de medemens, een leven dat niet bezoedeld wordt door onzuivere motieven, verborgen agenda’s, opportunisme en het streven naar profijt. Het is een leven waar de zonde geen pak meer op heeft. Én een leven waar uiteindelijk zelfs de dood geen pak meer op heeft. Maar het bereiken van dát Rijk Gods veronderstelt van ons, jawel, een doortocht van jewelste… 

God, de bevrijder 

Het is déze dimensie van de uittocht uit Egypte – namelijk dat God aan het roer staat en daarvoor enkel en alleen erkenning vraagt – die doorweegt in grote delen van de Bijbel. Zo worden de tien geboden niet toevallig als volgt ingeleid: “Ik ben de heer uw God die u heeft weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. U zeult geen andere goden hebben ten koste van mij” (Ex. 20, 2-3). En in de context van een hele reeks andere wetgeving klink het als volgt: “Ik blijf u mijn gunsten schenken; Ik maak u vruchtbaar en talrijk. Mijn verbond met u blijf Ik trouw. Terwijl u nog eet van de vorige oogst, zult u uw voorraden al weg moeten doen voor de nieuwe oogst. Midden onder u plaats Ik mijn verblijfplaats; Ik keer mij nooit van u af. Overal ga Ik met u mee: Ik zal uw God zijn en u zult mijn volk zijn. Ik ben de heer uw God, die u uit Egypte heeft geleid, zodat u geen slaaf meer hoeft te zijn. Ik heb de stangen van uw juk gebroken en u rechtop laten lopen” (Lev. 26, 9-13). 

Bij de profeten, in de wijsheidsgeschriften en in de religieuze poëzie vinden we heel consistent dezelfde kordate taal. Steeds gaat het erom dat God zich kenbaar maakt als bevrijder uit Egypte, en dat de herinnering daaraan het volk moet doen beseffen hoe gezegend het eigenlijk wel is wanneer het zich die herinnering verinnerlijkt en ernaar leeft. De profeet Hosea bijvoorbeeld idealiseert de prille, jeugdige ontvankelijkheid voor God van in de begindagen – en spreekt zich daarmee hard uit over de slijtage in de Godsverbondenheid die bij zijn volksgenoten welig tiert. “En daarom lok Ik haar [Hosea spreekt over een  moederfiguur] binnenkort weer naar Mij toe, zorg Ik dat zij naar de woestijn gaat en spreek Ik tot haar hart. Vervolgens geef Ik haar de wijngaarden terug en maak Ik het Archordal tot een poort van hoop. Daar zal zij weer antwoorden, zoals in de dagen van haar jeugd, toen zij optrok uit Egypte” (Am. 2, 16-17). 

Ook de korte psalm 114 is helemaal doordrongen van een bewustzijn over de robuuste vastheid van God als een anker van vertrouwen: “Toen Israël weg was uit Egypte, de stam van Jakob weg bij dat wrede volk, is Juda Hem heilig geworden, werd Israël zijn koninklijk domein. Dit zag de zee en zij sloeg op de vlucht; dit zag de Jordaan en hij schrok terug; als rammen sprongen de bergen op, als jonge schapen de heuvels. Wat is er, zee, waarom vlucht je? Wat is er, Jordaan, waarom schrik je? En jullie, bergen, waarom springen jullie als rammen en jullie, heuvels, als jonge schapen? Voor de Heer moet je sidderen, land, voor de God van Jakob, die rotsen maakt tot een waterval, graniet tot een borrelende bron” (Ps. 114). Deze opvallende vergelijkingen met geologische elementen heeft als evidente doelstelling om God als protagonist van de schepping en de geschiedenis te promoten. 

Met betrekking tot het motief van de ‘doortocht’ kunnen we besluiten dat hij niet zomaar een narratief detail is in de Bijbel. Integendeel, het is een absoluut cruciaal gegeven, wijd vertakt en diep geworteld in de heilsgeschiedenis. God is de God van de doortocht. God is misschien meer dan om het even wat de doortocht-God. En die doortocht zelf, is fundamenteel een bevrijding, een passage van het onwenselijke naar de volheid, een mutatie van verknechting in verlossing, zowel collectief als op individueel vlak. De doortocht verleent op die manier betekenis aan Jezus’ transitie door de dood naar het leven van de volmaakte goddelijke liefde, en dus aan ons doopsel als een levenslange transformatie. Telkens opnieuw worden wij in één adem herinnerd aan de God die het volk bevrijdde uit Egypte en die Jezus deed opstaan uit de dood. En daarom ‘versterven’ wij elk jaar opnieuw in de vasten om op Pasen iets van de Gods onverwoestbare drang tot ‘verlevendiging’ gewaar te worden. 

Joris Geldhof, lid van de parochieploeg

6 maart 2021 

 

Gepubliceerd door

H. Petrus en Paulus Parochie in Gent-Zuid

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook