Hoeveel schoonheid ligt er verborgen in eenvoud. Hoe magnifiek kan een ontmoeting zijn. Gewoon iemand die iemand anders opzoekt. Vreugde deelt, op verhaal komt, erkenning ervaart, betrokkenheid voelt.
Zo’n eenvoudige maar tegelijk diepmenselijke en schone ontmoeting is de ontmoeting geweest van Maria met haar nicht Elisabeth. Twee zwangere vrouwen, sterk verschillend maar familiaal verbonden. Maria neemt het initiatief om “met spoed” naar haar nicht te trekken in het bergland. Het wordt de scène waar een van de meest curieuze teksten van het Nieuwe Testament opgevoerd wordt.
De ontmoeting intrigeert. Onder andere omdat er tot twee keer toe gezegd wordt dat het kind opsprong in de schoot (Lc 1,41 en Lc 1,44). Puur vertelkundig is het niet nodig om dat te herhalen. Het is al speciaal genoeg dat dit detail – opnieuw, heel menselijk, van een groter wordend kind in de baarmoeder dat begint te schoppen – vermeld wordt in de Schrift. Doorgaans heeft de Bijbel niet zoveel met de beleving van zwangerschappen door vrouwen…
Maar Elisabeth herhaalt dus wat we eigenlijk al weten van de verteller: dat het kind in haar schoot opsprong op het moment dat Maria haar groet. Punt is dat we het van haar zelf te horen krijgen. Het wordt niet alleen verteld (door iemand anders), het is ook een getuigenis (uit de eerste hand). Én we krijgen extra informatie: de reden dat het kind opsprong is blijdschap.
Hier gebeurt ontegensprekelijk iets speciaals. De groet van Maria, die zelf begroet werd door de engel, brengt een reactie van blijdschap voort. Maria is een vehikel van blijdschap: een transportmiddel van genade. Zij is het in wie het Woord van God in vervulling zal gaan – het Woord dat zelf de Blijde Boodschap wordt. Ze is ongelooflijk begenadigd. Elisabeth ziet dat. En Maria voelt dat; diep in zichzelf wéét ze wat dat betekent.
Elisabeth prijst het geloof van haar nicht. En voor ons als lezers ligt de uitnodiging klaar om te mijmeren over Maria’s geloof. Sinds eeuwen is de maand mei daar in het bijzonder voor voorzien. Dikwijls resoneren de klanken van Pasen mee in wat we dan mogen overwegen.
Het is belangrijk via Elisabeth naar Maria te kijken, zoals we via Johannes de Doper naar Jezus kijken, via Maria naar Jozef, via Jezus naar Petrus, enzovoort. Het geloof, het getuigenis en de begenadiging gaan van persoon tot persoon, niet via de dwang van argumenten of de macht van structuren.
Nu, wanneer we nauwgezet naar Maria kijken via Elisabeth, bevinden we ons in een uitgelezen positie om te verstaan wat Maria vervolgens zegt: het Magnificat. Het is geen rede om te leren (zoals Jezus later zal doen), geen speech om te verkondigen (zoals later de apostelen zullen houden), geen preek (zoals de kerkvaders nog later) en al helemaal geen traktaat (zoals theologen nóg later). Het is een loflied. Wat wil het zeggen dat het prille geloof van Maria in niets anders zijn beslag vindt dan in lofprijzing? In welke mate is ons geloof doortrokken van het verlangen tot Godsverering?
De traditie van de kerk heeft minstens sinds de tijd van de heilige Gregorius (d.w.z. sinds de late zesde eeuw) het loflied van Maria in het avondgebed geïntegreerd als een vast onderdeel. Dat is een krachtig gegeven. Eelke avond bidt de kerk het Magnificat. Bij elke overgang van licht naar duister sluit de gemeenschap van christengelovigen zich aan bij Maria. In geloof, getuigend, vertrouwend op goddelijke begenadiging. In blijdschap.
Hoog verheft nu mijn ziel de Heer,
Verrukt is mijn geest om God, mijn Verlosser.
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd:
van nu af prijst ieder geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij doet zich gelden met krachtige arm,
vermetelen drijft Hij uiteen;
Machtigen haalt Hij omlaag van hun troon,
eenvoudigen brengt Hij tot aanzien;
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken gaan heen met ledige handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israël aan,
zijn milde erbarming indachtig;
Zoals Hij de vaderen heeft beloofd,
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Joris Geldhof, lid van de parochieploeg H. Petrus en Paulus