Goede vrienden,
Sinds begin deze week wordt onze bewegingsvrijheid zeer terecht aan banden gelegd. Er is een vijand die onze samenleving bedreigt en die we alleen maar samen aan banden kunnen leggen. Maar, het staat geschreven en gezegd, deze coronatijd biedt ons misschien ook mogelijkheden die we anders niet zouden benutten omdat we ‘geen tijd’ hebben. Geen tijd om stil te staan bij wat het fundament van ons leven is. Het fundament ook van ons gelovig leven. Deze tijd probeer ik te gebruiken om met mensen in contact te blijven via mail en telefoon. Ik gebruik deze tijd ook om meer te bidden en te lezen.
De stad der blinden
In zijn boek ‘de stad der blinden’ waarmee de Portugese schrijver José Saramago in 1998 de nobelprijs voor wereldliteratuur won, beschrijft hij hoe een man die voor het rode verkeerslicht staat te wachten, plots merkt dat hij van het ene op het andere ogenblik stekeblind is geworden. Hoe hard er achter hem aan, wanneer het opnieuw groen is geworden, ook wordt getoeterd en gevloekt, hij ziet werkelijk geen steek meer. Van het ene moment op het andere. Tot zijn eigen stomme verbazing. Gelukkig vindt hij een goede ziel in de buurt die hem naar zijn appartementje brengt. Alleen, die mens wordt enkele dagen ook pardoes blind. En de oogarts waar het eerste slachtoffer op consultatie ging, wordt ook blind. Kortom, in de stad breekt een besmettelijke blindheid uit. Alle slachtoffers worden uiteindelijk ondergebracht in een ziekenhuis waar zich de ergste taferelen afspelen, en de grens tussen goed en kwaad, niet meer te achterhalen is. Merkwaardig detail: als je zou veronderstellen dat de blinden zwart voor hun ogen zien, heb je het verkeerd voor, nee: precies het tegenovergestelde: een helder, verblindend licht. Een merkwaardig en meeslepend boek, geschreven door een auteur die blijkbaar weinig hoop in de toekomst van de mensheid koestert.
Blindheid
Blind zijn: we kunnen het ons nauwelijks voorstellen. Blind worden: het moet erg zijn. Zich geen idee kunnen vormen van de wereld om je heen, van medemensen, planten en dieren, geen onderscheid kennen tussen dag en nacht. Niemand kunnen zien, alleen maar leven op de tast, we hebben er geen idee van. Op die wijze ben je a priori uitgeschakeld van heel veel schoonheid, laat staan dat je tegen anderen letterlijk kan zeggen: ‘Ik zie je graag.’
In de liturgie van de vierde zondag van de Veertigdagentijd – A (vorige zondag) ontmoet Jezus de blindgeborene (Joh. 9, 1-41). De opmerking die in Jezus gezelschap wordt geopperd is van een zwaar kaliber: “Wie heeft hier gezondigd, wiens fout is dat deze man van zijn gezichtsvermogen is beroofd. Ging hij in de fout, of heeft het alles te maken met de geschiedenis van zijn ouders, of voorouders.” Gehandicapt door het leven moeten is erg, maar omwille van je handicap veroordeeld en opzijgeschoven worden, is nog veel erger…
Ziende blind
Is het dat maar dat de Joden zien: een straffende God, een geloof dat zich vertaalt in wetten en bepalingen, een geloof dat erin bestaat dat je netjes binnen de lijntjes loopt, zodat God geen enkel argument kan benutten om je te straffen of ter orde te roepen? Wie is hier eigenlijk blind: die man, of veel eerder, zijn omgeving, Jezus’ tijdgenoten. Zij zien dan wel uit hun ogen, maar hun hart is blind. Ze zien niet langer waar het in het leven op aan komt, en wat God in mensen ziet. Hebben we in dat schitterende verhaal van Davids zalving niet gehoord dat ‘God zich niet laat verblinden door uiterlijkheden’ als spierkracht en schoonheid, maar precies ‘met Zijn hart, vanuit Zijn hart’ naar de mensen toe gaat? Misschien is dat wel het verblindende licht dat ons het onderscheid tussen goed en kwaad niet langer doet zien: dat we niet langer kijken met ons hart, veroordelen, en oordelen zonder dat we in de schoenen van de andere persoon gaan staan, en luisteren naar het ‘waarom’ en ‘hoe’ van zijn levenswijze. We zien zo vaak wat we niet zien en zijn al snel blind voor wat er te zien is. Soms hebben we nood aan een blikopener, iemand die onze blik verruimt en corrigeert, iemand die ons ook leert te geloven, zelfs als we niet zien.
Godsverduistering
Durven wij ons – net als de man in het evangelie – wassen in het water van ons doopsel, en ons gezondenen weten van Gods liefde? Zo vaak zegt God tegen mij en u: ‘Ook een bril nodig? Bekijk het eens gans anders, vanuit je hart, vanuit de liefde van de Vader, de Zoon en de Geest, waarin je bij je doopsel bent ondergedompeld. Minister van staat Mark Eyskens, oud-premier van ons land en één van onze nationale coryfeeën durft wel eens spreken van godsverduistering: onze tijd en samenleving die echt bijziend is, niet verder kijkt dan haar neus lang is, het zicht op God heeft verloren en misschien wel enkel en vooral oog heeft voor wat voordeel en comfort oplevert, zo snel mogelijk, met zo weinig mogelijk inspanning. Waar de gedachte “God ziet mij” verdwijnt, wordt - net als in het boek van Saramago – het onderscheid tussen goed en kwaad, tussen mens bevorderend en mensbedreigend vaak onzichtbaar. Maar zelfs blindheid neemt de aanwezigheid van een voorwerp nooit weg. Dat weet de blinde maar al te goed, wanneer hij ergens tegen aanloopt.
Kinderen van het Licht
Mocht deze eigen-aardige coronatijd ons van onze cataract genezen: ons weer doen zien en inzien waar het als christen, als gelovige mens op aankomt. Mochten we meer en meer mensen worden wiens woorden mogen gehoord, wier daden mogen gezien worden: want vroeg of laat komen ze toch aan het licht! Laten we ons gedragen als kinderen van het licht, als kinderen van God, als mensen die naar anderen kijken met hun hart. Mochten we mensen worden die anderen leren zien, waar geluk en levensvreugde is te ontdekken. Mochten we de nederigheid hebben om ons door medemensen te laten wijzen op onze eigen blindheid, op de blinde vlekken in ons doen en laten. Want al zit je er met je neus op: soms heb je iemand nodig die zegt: “Zie je het niet, dat verdriet, die nood, zie je niet wat er gaande is?”
Blind worden is iets, maar de Heer niet aan het werk zien, is nog veel erger. Mocht Hij ons de ogen openen, zodat we weer zicht krijgen op God, op ons eigen leven. Mocht het lieve licht van het geloof ooit fonkelen in onze ogen, zodat medemensen, tijdgenoten zeggen: moet je zien, de vreugde van het geloof staat op hun gezicht te lezen.
Dank aan alle zorgverleners!
Draag zorg voor jezelf en voor elkaar!
‘LATEN WE VANDAAG OP AFSTAND BLIJVEN, OM ELKAAR MORGEN NOG STERKER TE OMARMEN’ (Guiseppe Conte)
Gino, 19 maart, feest van de heilige Joze