We leven in uitdagende tijden, die gelovigen, zoals ik, nederig stemmen. ‘Godvergeten’ gaf slachtoffers van misbruik in de kerk een gezicht en zet het thema terecht op de maatschappelijke agenda. Tegelijk horen we politieke en militaire leiders bewust religieuze teksten misbruiken om hun eigen handelen en zelfs oorlogsvoering te verantwoorden. Het gevaar is reëel dat dergelijk daden ook bij ons spanningen creëren tussen diverse religies in onze samenleving.
Sommige actoren in onze samenleving stellen daarom steeds nadrukkelijker dat religie enkel thuishoort in de privésfeer.
Dat lijkt een begrijpelijke reflex, maar het is integendeel een ondoordachte houding. Wanneer je de publieke ruimte voor religie beperkt, beperk je ook de ruimte voor het menselijke zoeken en streven naar iets hogers, naar diepere zin en naar wat mensen kan verbinden. De behoefte aan spiritualiteit is in elk geval niet afgenomen. En al helemaal niet bij jongeren.
Religies op een eiland
Als christen aarzel ik vandaag om mijn stem te verheffen. Maar voor de kinderen en jongeren, voor wie de zoektocht naar wie ze zijn en wat ze geloven in deze tijd extra uitdagend is, doe ik het op deze internationale dag van de rechten van het kind toch. De reflex om religie naar de privésfeer te verwijzen, is alomtegenwoordig. Het dragen van religieuze symbolen is op veel plekken in het onderwijs en in de publieke sectoren taboe. Even geleden vroeg de CEO van de VRT zich af of de televisieviering nog wel thuishoorde op de openbare omroep. En net nog noemde Europees parlementslid Assita Kanko het ‘onaanvaardbaar’ dat mensen in groep zouden bidden op straat.
Die reflex, is voor mij als directeur van IJD een bedreiging van het recht van kinderen en jongeren op spirituele ontwikkeling.
Of zoals artikel 14 van het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties stipuleert: van de “vrijheid van gedachten, geweten en godsdienst”. Ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) verzekert het recht om godsdienst in het openbaar te belijden (artikel 9). Wanneer een open dialoog tussen religies en samenleving ontbreekt, belanden religies en gelovigen op een eiland. Ze worden minder bevraagd van buitenaf en komen sneller terecht bij een enge interpretatie van heilige teksten. Denk bijvoorbeeld aan gelovigen die in de Bijbel argumenten denken te vinden voor het uitsluiten van LGBTQI+.
Onderlinge afkeer of wederzijds begrip
Ook kinderen en jongeren komen daardoor slechts met een beperkte en eenzijdige visie op religie in aanraking. Dat verhoogt het risico op religieus fundamentalisme, het zorgt voor polarisatie en het bemoeilijkt het verwerven van levensbeschouwelijke en spirituele geletterdheid. Religie en levensbeschouwing behoeven volgens ons net daarom meer dan ooit een plek op het publieke domein. Niet om verschillen op te heffen, maar om de rijkdom van de ander te leren kennen. In het verborgene groeien fundamentalisme en onderlinge afkeer, in de ontmoeting met de ander ontstaan openheid van geest en wederzijds begrip.
Onze samenleving heeft het lef nodig om vanuit verschillende gezichtspunten te kijken naar zichzelf en naar de uitdagingen waarvoor we staan.
Het lef om aan een en-en-verhaal te werken, en niet te stranden op de tegenstelling tussen uw en mijn waarheid.
Die houding is essentieel om met jongeren en over generaties heen een antwoord te vinden op de bedreiging van oorlog, eenzaamheid onder jongeren, klimaatverandering… Maatschappelijke vernieuwing en de dialoog over wat een betekenisvol leven kan zijn, ontstaan in de ruimte voor verschil.
Rechten van het kind vrijwaren
Willen we artikel 14 van de rechten van het kind in onze samenleving vrijwaren, dan is er meer dan ooit nood aan doordachte, genuanceerde en betrouwbare informatie over spiritualiteit en religie. De mens is in zijn diepste een spiritueel wezen. In tijden van crisis is het net onze spirituele dimensie die de ruimte kan creëren om de vraag te beantwoorden: ‘Wat is het, dat ons verbindt?’
Samen met vele jongeren koester ik de droom dat de liefde, waarop het christendom uiteraard geen alleenrecht heeft, in staat mag zijn om haat te overwinnen.
Uit recent onderzoek van de Ambrassade en Pimento blijkt dat een op de vijf jongeren eenzaam is, een op de vijf heeft een psychische stoornis, de helft geeft aan gepest te worden en vier op de tien valt moeilijk in slaap. Ze geven zelf aan dat ze vooral nood hebben om zich verbonden te weten. In een recente bevraging van de Vlaamse Scholierenkoepel geeft 43 procent van de jongeren dan weer aan meer over levensbeschouwingen te willen leren.
Kan dat ons wakker schudden, ons opnieuw op de ander richten en verbondenheid tussen mensen mogelijk maken? Durft onze samenleving de gedachte omarmen dat het geloof in iets hogers betekenis kan geven, durft ze ruimte maken om op dit vlak te verschillen?