Geloven doe je niet op je eentje. ‘Geloven’ en ‘samen’ horen bij elkaar.
Wezenlijk voor geloven is dat je het met elkaar deelt.
Dat doe je door erover te vertellen en door het te vieren. Daardoor draag je elkander in geloof.
Een vermoeden
Misschien begint geloven wel met vertellen over wat je hebt meegemaakt, wat je gezien hebt, wat je door een gebeurtenis heen hebt ervaren, hoe je er doorheen hebt gekeken en hoe je daarin heel langzaam iets van een geheim bent gaan vermoeden. Geloven heeft iets te maken met het vermoeden dat er iets of iemand naar jou toekomt die met jouw leven te maken heeft, die jou doet leven, er grond aan geeft, die je een richting geeft in je leven, een doel, een tehuis.
Een dergelijke ervaring wordt pas echt míjn ervaring, als ik die ervaring deel met anderen.
Dat is met al onze ervaringen zo.
Ik moet ik er een zekere afstand van nemen, me bewust worden wat ik eigenlijk heb meegemaakt. En als ik dan probeer dat met een ander te delen, wordt het pas echt een ervaring van mij.
Elkaar dragen
Dat delen van ons geloven gebeurt op twee manieren. Op de eerste plaats door je eigen verhaal te vertellen, je eigen geloofservaringen, waarschijnlijk heel bescheiden, niet groots en geweldig, maar wel van jou en waard om te delen. Maar ook doordat we de verhalen van gelovige mensen vóór ons blijven herhalen, ze laten klinken, ze ons te binnen brengen, ze herkennen als verhalen die ook over ons gaan, ze beamen en ze misschien ook wel doen. Een verhaal heeft immers pas echt kracht, als we het ook doen, het opnieuw laten gebeuren.
Elkander dragen in geloof door onze eigen verhalen en het Bijbelse verhaal bij elkaar te brengen.