We weten dat Bernardus geboren is in Fontaines in Frankrijk, in een kroostrijk en welgesteld gezin. Hij studeert in de school van kanunniken in Châtillon-sur-Seine en langzaam rijpt in hem de keuze voor het religieuze leven. Rond zijn twintigste trad hij dan binnen in Cîteaux, een nieuwe kloostergemeenschap. Enkele jaren later krijgt hij van de abt de opdracht om het klooster van Clairvaux te stichten. Daar kon hij als jonge abt, hij was amper 25 jaar, zijn eigen opvattingen over het kloosterleven verfijnen en zich engageren om ze in praktijk te brengen.
Hij ijverde voor een sober en gematigd leven, zowel aan tafel als in de kledij en de kloostergebouwen en hij gaf aanbevelingen om de armen te steunen en zorg voor hen te dragen. Bernardus gaf mee vorm aan de statuten en dagelijkse regels van de Cisterciënzerorde waarbij hij de nadruk legde op de heropleving van de oorspronkelijke geest van regelmaat en ijver. Sindsdien worden de Cisterciënzers ook Bernardijnen genoemd en de vrouwelijke tak van de orde Bernardinnen, zoals het vroegere klooster op Nazareth. Ondertussen groeide de gemeenschap van Clairvaux en stichtten ze andere kloosters. Ook vrouwenkloosters werden door Bernardus opgericht.
Steeds meer zag hij zijn opdracht ook buiten de muren van het klooster, zelfs buiten Frankrijk. Hij voelde zich verantwoordelijk in een aantal kwesties van de Heilige Stoel en de Kerk. Hij had een levendige briefwisseling, o.a. met de abt van Cluny, hij bestreed de ketterij van de Katharen die het menselijk lichaam misprezen en bijgevolg ook de Schepper. Hij zal ook oproepen tot de tweede Kruistocht in 1146, die dankzij zijn prediking op een massale toeloop van kruisvaarders kon rekenen, maar het zou uiteindelijk een jammerlijke mislukking worden.
Toen een van zijn vroegere leerlingen tot paus werd verkozen, Eugenius III, schreef Bernardus als zijn geestelijke vader aan zijn geestelijke zoon een tekst met onderricht om een goede paus te zijn. In dat boek, met als titel 'De Consideratione' ('Over de Zelfbeschouwing'), dat volgens onze vorige paus Benedictus interessante lectuur blijft voor de pausen van alle tijden, geeft Bernardus ook zijn kijk op het mysterie van de Kerk en het mysterie van Christus, dat uitloopt op een bezinning op het mysterie van de drie-ene God. Maar hij besluit zijn boek met te zeggen dat we God nog het best kunnen vinden in het gebed.
Twee aspecten van de rijke leer van Bernardus zijn de persoon van Jezus Christus en Maria. Alleen Jezus, zegt Bernardus, is 'honing in de mond, zang voor het oor, vreugde in het hart' ('mel in ore, in aure melos, in corde iubilum'). Die uitspraak geeft aan Bernardus de eretitel 'Doctor Mellifluus', de 'honingvloeiende leraar'. Zijn lof op Jezus is inderdaad 'vloeiend als honing'. Voor Bernardus ligt de ware kennis van God in de persoonlijke en diepe ervaring van Jezus Christus en zijn liefde. Ons geloof is voor alles een persoonlijke, intieme ontmoeting met Jezus en dat kan heel bijzonder in de communie tijdens de eucharistie.