Het wordt met alle gemak aangenomen: dat we sinds het aantreden van Donald Trump in een post-truth-tijdperk leven. Maar in de politiek was er nooit een truth-tijdperk, verzekert filosoof Rob Devos (emeritus hoogleraar KU Leuven). “Hoe edel het politieke project ook is, om enige levensvatbaarheid te hebben, heeft het een achterban nodig. Daarom is politiek meer retoriek dan waarheid spreken.”
“Om het mechanisme van waarheidsmanipulatie goed te begrijpen, is het onderscheid tussen leugens en fake news verhelderend. De leugenaar vertrekt van een gedeelde waarheid, maar verdraait ze. Wanneer hij betrapt wordt, probeert hij zich eruit te praten. Niet zo bij fake news of ‘bullshit’, zoals filosoof Harry Frankfurt het noemt. Wanneer een “bullshit”-politicus zoals Trump of Silvio Berlusconi daarop wordt betrapt, is er geen sprake van schaamte, want hij is zelf meester van de waarheid en de morele norm.”
De democratie draagt het waarheidsspreken maar evenzeer de vrije meningsuiting diep in het hart. Devos vindt in het denken van Foucault elementen om dat dilemma te overstijgen. “Foucault plaatst naast de vrije meningsuiting als juridisch begrip een ethische reflectie met vragen als: in welke omstandigheden? Of wie heeft dat recht? Democratie is geen verworvenheid, maar een opdracht die niet enkel wetten en rechten veronderstelt, maar ook een ethiek.
Biedt de pers nog houvast in onzekere tijden? VRT-journalist en -nieuws-ombudsman Tim Pauwels ziet enkele opvallende ontwikkelingen. “Er was altijd propaganda. Nieuw is dat de technologie toelaat massaal en met beperkte middelen nieuws te verspreiden, terwijl daar vroeger technische capaciteit zoals een drukpers voor nodig was. Door de beperkte technische middelen waren zaken vroeger herkenbaar. Ook toen werd niet alles intellectueel eerlijk gespeeld, maar je wist wie achter een affiche zat. Vandaag maken sommigen er een punt van niet herkenbaar en niet aanspreekbaar te zijn. Zij leggen de journalistieke deontologie naast zich neer. Daartegen hebben redacties weinig verweer. Zij moeten aanwezig zijn op populaire sociale media, waar hun dure want professioneel opgemaakte content gratis wordt verspreid. Intussen kan gelijk wie, door alleen maar te reageren op zo’n artikel, desinformatie verspreiden. De factcheck neemt de jongste jaren veel plaats in. Het is het een geschikt format op voorwaarde dat het zakelijk, nederig en niet betuttelend is.”
Ook de geschiedschrijving is als “verhaal achteraf” een mogelijke katalysator voor de verspreiding van onwaarheden. Is het verleden nog kenbaar? Historicus Bruno De Wever (UGent) meent van wel, mits gebruik van ernstige historische methodes. “De historicus kijkt retrospectief naar zijn studieobject, maar net die blik geeft hem een voordeel tegenover de tijdgenoot. Omdat de historicus de afloop van de gebeurtenissen kent, ziet hij klaarder. Wat hem ook van de tijdgenoot onderscheidt, is zijn helikopterzicht: door veel perspectieven te combineren, benadert de historicus de feiten complexer dan wie er met zijn neus op zit. Zien is slechts één waarheid of standpunt.”
De Wever ziet voor de universiteiten een maatschappelijke opdracht inzake waarheidsvinding: “Historici moeten hun expertise uitdragen, ook in de media. In het fake news-debat spelen wij een belangrijke rol. Fake news is een variatie op de mythe. Mythes zijn rond, coherent en retorisch sterk. De werkelijkheid is net het tegenovergestelde: incoherent en weerbarstig. Publieksgeschiedenis wil met die eigenzinnige werkelijkheid toch het publiek bereiken. Het verleden mag dan een vreemd land zijn, dat neemt niet weg dat historici wel degelijk wetmatigheden en patronen kunnen onderscheiden. De mens uit het verleden lijkt op ons: hij plant zich voort, streeft naar macht enzovoort. Dankzij patronen kunnen we toch iets zinnigs zeggen over de eigen tijd.”
Lees het volledige dossier met reflecties van filosoof Rob Devos, journalist Tim Pauwels en historicus Bruno De Wever in Tertio van deze week.