In de dood zijn we allemaal gelijk, zegt men. In principe klopt dat, want de dood is onze enige gemeenschappelijke zekerheid. Maar de facto is de dood erg ongelijkwaardig. Of je arm of rijk bent, is al een van de dingen die onbarmhartig meespelen in de levensverwachting. En hoe iemand sterft, is evenmin gelijk: rustig inslapen of een zware strijd in en rond het ziekbed, suïcide of plotse dood,
het maakt een hemelsbreed verschil.
De dood aan huis
De dood was in de vorige eeuwen massaal aanwezig in het publieke leven. Daar hoeven we niet eens voor terug naar de pestepidemie van de 14de eeuw, die een derde van de Europese bevolking uitroeide. Waar de dood van een kind vandaag gelukkig een zeldzame uitzondering is, was dat in de 19de eeuw wel anders: de perinatale kindersterfte in Europa bedroeg meer dan één op de drie. Die alomtegenwoordigheid maakte dat de dood een ‘vertrouwde’ vijand was, en rouw een sociaal gebeuren met veel lotgenoten die elkaar steunden. Bovendien bood de religie een kader van troost door het perspectief op een vervuld leven en op een weerzien in het hiernamaals.
Dat staat nu ver van ons af. Omgaan met de dood in een wereld waarin we gewend zijn om controle over de dingen te krijgen, is erg lastig. En de onafwendbaarheid van de dood confronteert ons met onze ultieme kwetsbaarheid en onmacht.
Doen alsof
Overal leggen mensen weer bloemen op de graven. Er is iets vreemds aan de gang in onze omgang met de dood. Het verlies van een geliefde treft ons tot in onze diepste vezels. We weten wel dat alles vergankelijk is, maar toch roept de dood protest, rauw verdriet en angst op. Hoewel het bewust geformuleerde geloof in leven na de dood zeer sterk verminderd is – amper 20 procent van de Vlamingen zegt te geloven in leven na de dood –, doen we nog massaal alsof. De bloemen, kaarsjes en andere rituelen mogen dan hun expliciet religieuze betekenis verliezen, we spreken nog steeds over en tot onze overledenen alsof ze verder leven. Stoppen we daarom haast wanhopig al onze energie in uitvaartrituelen die met foto’s en teksten herinneringen oproepen aan de overledene? Op het eerste gezicht is het voortleven in de herinnering een troostende gedachte. Maar herinnering is uiteindelijk vluchtig. En wat dan met de mensen die eenzaam sterven en niet herinnerd worden? De ongelijkheid in de dood wordt er alleen maar sterker door.
Impasse
Het wetenschappelijk-evolutionaire wereldbeeld maakt een leven na de dood voor veel mensen tot een onmogelijke gedachte. Tegelijk botst dat met het verlangen dat onze geliefden niet verloren mogen gaan. De Franse filosoof Gabriel Marcel verwoordt dat heel krachtig: “Aimer quelqu’un, c’est lui dire: tu ne mourras pas.” Het contrast tussen een onttoverd wereldbeeld en dit verlangen heeft de dood in een impasse gedreven. De hoop blijft, maar het verstand denkt: ‘neen’. Het christelijke geloof heft die impasse op: het erkent de pijnlijke realiteit van de mens als sterfelijk wezen én vertrouwt dit sterfelijke toe aan een niet te vatten horizon waarin het leven voltooid wordt en tot zijn recht komt.
Dienstbaar
Het christelijke uitvaartritueel biedt plaats voor zowel de pijn als voor een perspectief op heling en vervulling. Daarin ligt ook het verschil met ‘herinneringsdiensten op maat’ in aula’s van crematoria.Het aantal kerkelijke uitvaarten neemt sterk af. Dat is niet altijd een bewuste keuze van de familie tegen het kerkelijke ritueel. Het gaat in veel gevallen over pragmatische overwegingen: uitvaartondernemers bieden immers steeds vaker een all-inpakket aan op één locatie. Dat roept spannende vragen op, zoals die naar het momenteel geldende kerkelijke verbod op diensten in crematoria door diakens, priesters of pastoraal werkers. De uitvaart in het kerkgebouw heeft absoluut de voorkeur. Ze mag zelfs best wat meer uitnodigend worden aangeboden. Tegelijk blijft de vraag of een Kerk die dienstbaar wil zijn aan de rouwende mens, de grensgebieden tussen authentieke christelijke rituelen en nieuwe omstandigheden niet moet durven te verkennen. III