Wanneer Jezus dan, vier dagen na het overlijden van Lazarus, bij de zussen komt, krijgt Hij verwijten te horen van Marta: ‘Heer, als Gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik dat wat Gij ook aan God vraagt, God het U zal geven.’ En dan antwoordt Jezus: ‘Uw broer zal verrijzen’. Martha reageert als een gelovige vrouw: ‘Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag’. Maar dan blijken Jezus’ woorden slechts de opmaat te zijn voor iets anders. Het loopt uit op de kernwoorden waar ik in het begin over sprak: ‘Ik bén de opstanding en het leven’.
Wat bedoelt Jezus met deze diepe woorden? Hij zegt niet ‘Ik gééf de opstanding en het leven’, maar wel: ‘Ik bén het’. Jezus is niet een middel. Geloven gaat om Jezus zelf. Het is zoals bij elke relatie: als de ander alleen maar een middel is waardoor jij iets krijgt of bereikt, dan is het geen beste relatie ... In geloof is dat ook zo. Jezus zegt ‘Ik bén de opstanding en het leven’. Dat is tegenwoordige tijd. Hij is het leven. Het leven zelf: God is in Hem belichaamd. Hij is de bron van alle leven. En als je door geloof aan Hem verbonden bent, dan krijg je daar deel aan. Dan sta je op, in een soort ander bestaan. Vandaar dat Hij ook zegt ‘Ik ben de ópstanding’. En wat voor bestaan dat dan is, wat voor leven? Ja, dat is nu dat bijna onuitdrukbare mysterie van geloof. Een leven dat zoveel meer is dan een lichamelijk voortbestaan.
En daarom stelt Jezus nog die belangrijke vraag: ‘geloof je dat?’ Dat vroeg Hij aan Marta toen, dat vraagt Hij aan ons nu. Geloof je dat? Geloof je dat Jezus het leven is én geeft, en zoek jij het ook bij Hem? Dat spreekt niet vanzelf. Wij willen misschien vooral het leven voortzetten, met de problemen liefst teruggedraaid, en de Heer zelf hoeft daar verder niet bij. Maar ware troost en ware hoop is iets anders. Troost is: als de Heer zelf bij je is. Ook als Hij nu het gemis niet oplost. Troost krijg je als je Hem kent. En hoop evenzeer – voor jezelf, voor wie zijn heengegaan, en voor alle mensen.
Maar daar komt wel weer die vraag: geloof je dat? Durf je hem te erkennen als Heer voor je leven? Durf je te geloven dat de geweldige dingen die Hij zegt, die ik vandaag in zijn naam zeg, dat die de waarheid zijn? Dát is geloven: Jezus Christus erkennen voor wie Hij is. Al je hoop op Hem vestigen. Hem het roer van je leven in handen geven. Geef je over aan Hem, met al je verdriet, met al je vragen. Geloof in Hem! Dan wordt alles anders. Niet als vroeger, maar dan gaat er toekomst open!
Jezus is de opstanding en het leven. In die hoop gedenken we vandaag wie ons ontvielen. In die hoop mogen we leven, elke dag, en tot in eeuwigheid!
Jan Verheyen, pastoor-deken