Lucas gaf ons met Kerstmis al een eerste reden voor die vreugde. Hij laat aan herders het blije nieuws verkondigen dat hun een Redder is geboren, de langverwachte Messias. Het enige teken dat ze ontvangen is een weerloos mensenkind. Maar wanneer zij er verwonderd naar kijken, is het alsof zij Gods nabijheid ineens tastbaar ervaren. Vanuit zijn verre hemel komt God plots heel dichtbij. Lucas geeft daar geen verklaring voor. Hij laat het gebeuren voor zich spreken, in de hoop dat ook wij geraakt zouden worden door de onmetelijke liefde die in de mens Jezus aan het licht komt.
In het geboorteverhaal dat Matteüs schrijft, maken de drie wijzen een gelijkaardige ervaring mee. Zij zijn niet op zoek naar om het even welk kind, maar naar de ‘koning der Joden’. Bovendien vernemen zij van de Schriftgeleerden in Jeruzalem dat die koning ‘een leidsman wordt, een herder voor heel het volk van Israël’. Hun verdere tocht wordt één grote verrassing. De ster leidt hen van de heilige stad weg naar het onbeduidende Bethlehem. In de plaats van een vorstelijke omgeving vinden zij eenvoudige mensen met een pasgeboren kind. Maar hun vreugde is er niet minder om. Want bij die kribbe ontmoeten zij de God van hun verlangen, Diegene waar ze naar op zoek zijn. God laat zich kennen in het meest sprekende teken van zijn zorg voor de mens, dat Jezuskind, zijn eigen Zoon.
Wat hebben de herders en de wijzen dan meer gezien dat wij? Misschien kunnen we daar moeilijk een antwoord op geven, want het lijkt allemaal zo sprookjesachtig, heel dat kerstgebeuren wordt nogal in vraag gesteld. Vooral die drie vreemdelingen uit het Oosten werden overschilderd met het penseel van de folklore. Ze kregen koninklijke namen en een verschillende huidskleur. Ze worden voorgesteld op kamelen, rijk beladen met allerlei kostbaarheden.
Toch kunnen ze ons heel wat leren. Matteüs stelt hen voor als mensen met een groot hart en een open geest. Hij laat hen een verre reis maken, waarbij ze het vertrouwde achterlaten, risico’s nemen en af en toe twijfelen aan het zinvolle van hun tocht. Al zijn ze dan omringd door een hele karavaan, in werkelijkheid bezitten ze niets dat hen afdoende beveiligt en tot rust brengt. Met heel hun wezen zijn ze op zoek naar een vrede in zichzelf die niets of niemand tot hiertoe kon schenken. En die vrede vinden ze bij die eenvoudige mensen en dat pasgeboren Kind, waarin ze God herkennen.
Die ervaring van de herders en de wijzen wordt ons op het feest van de Openbaring als blijde boodschap verkondigd. Kerstmis alleen is onvoldoende om te beseffen wat de komst van Jezus betekent. Er is méér tijd nodig om verwonderd te geraken over de tekenen van Gods nabijheid. Er is vooral geloof nodig om Hem te herkennen in het Kind in de kribbe. Er is ook geloof nodig om te aanvaarden dat God werkt door eenvoudige mensen, door een Maria en een Jozef, door mensen als u en ik.
Er is nog een tweede reden waarom er vreugde is in Bethlehem. Het licht dat straalt in de kerstnacht is bestemd voor alle volkeren en alle tijden. Het is de voorbode van een groot visioen van vrede dat ooit in vervulling zal gaan en waarvoor God borg staat. Vooral de evangelist Matteüs heeft die universele betekenis van Jezus’ geboorte willen beklemtonen. Daarom vinden we, naast de herders bij Lucas, wijzen uit het Oosten bij Matteüs. Zij zijn het die de joodse geleerden in Jeruzalem proberen wakker te schudden. De onverschilligheid waarop ze stoten, zal tijdens Jezus’ optreden uitgroeien tot een radicale afwijzing, die uitloopt op zijn terechtstelling.