Woordje 7° Paaszondag 2025
Beste mensen,
We zijn ondertussen bij de laatste zondag van de Paastijd aangekomen. Zeven weken om na die opstanding van Pasen te geloven dat de rouw (met ou) maar ook het rauwe (met au) van het sterven op Goede Vrijdag stilaan mag overgaan in dankbare herinneringen. Zeven weken: dat is in een gewone situatie wel heel snel. Iedereen onder ons heeft al wel te maken gehad met het overlijden van een ouder, geliefde, vriend, kind … en weet maar al te goed dat, tenzij er geen liefde meer was, er meer dan zeven weken rouw nodig zijn.
Vorige donderdag zagen we Jezus dan voorgoed vertrekken om Zich bij Zijn Vader te vestigen. In een kerkelijk jaar gaat alles gewoon veel sneller. Jezus is nog maar net geboren op 25 december of we zitten al bijna in de Vasten, gedenken lijden en dood, verheugen ons met de opstanding en zien Jezus vertrekken.
Maar net zoals in het gewone leven worden wij na Jezus’ dood bijeengeroepen rond de nalatenschap. Ik gebruik hier uitdrukkelijk niet de term “erfenis” omdat het niet over geld gaat. Hoe doe je dat, die nalatenschap van Jezus aanvaarden en beleven?
Jezus gebruikte in Zijn parabels regelmatig het beeld van een meester die op reis vertrekt, nadat hij zijn bezit achterlaat in de handen van zijn dienaren. De verantwoordelijkheid voor dat bezit komt in hun handen terecht. De meester is er tegelijk niet meer maar ook wel. Hij blijft aanwezig in zijn bezit en de dienaren zullen sowieso rekenschap moeten geven van wat ze met dat bezit hebben gedaan wanneer de meester terugkomt. Volgens Mattheüs zegt Jezus: “En houd dit voor ogen: Ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van de wereld.”
Jezus komt niet meer tussen in de verantwoordelijkheid en de vrijheid van allen, zoals geen enkele overledene kan tussenkomen in wat zijn/haar nabestaanden met zijn/haar nalatenschap doen.
Hij heeft Zijn leerlingen (en dus ook ons) ingepeperd dat in de bijbelse ethiek niet “ik” het uitgangspunt is, maar de andere mens, die mij aankijkt en een beroep op mij doet en dat we eenheid moeten blijven nastreven.
De Joodse filosoof Levinas schrijft hierover: “Mensen zijn “uitverkoren om elkaar te dienen”. De persoonlijke verantwoordelijkheid die de ene mens tegenover de ander heeft, is zo wezenlijk, zo aangeboren, zo ingeschapen menselijk, dat God haar niet kan afschaffen.
De zeven weken tussen Pasen en Pinksteren zijn een tijd van waken en bidden. Weten dat er grenzen zijn, dat we tegen heel wat dingen (en misschien ook wel tegen onszelf) zullen aanbotsen maar dat we vooral de droom niet uit ons hart mogen verliezen.
Vanuit de verhalen die we hier de voorbije zeven weken hoorden, worden we uitgenodigd om te leven met de afwezige Jezus. Leren te geloven vanuit “het missen”. Omzien in verwondering – en ons volgende zondag laten aanblazen en weer in gang trekken door de Geest. Bidden kan helpen om te weten te komen wat we nu juist moeten doen: Zijn wereld nastreven waar brood genoeg en liefde is voor allen en waar we God vragen om er altijd voor ieder van ons te zijn. Als we bidden, leren we onszelf tegen het licht te houden van “recht doen en ontferming geven én krijgen”.
Van Pasen tot Hemelvaart werden ons 40 dagen gegeven om vanop de begane grond van ons dagelijks leven, en al vergezeld van de Geest, verder te gaan met “kracht uitstralen, liefde geven, recht doen…” Alleen zo kan Jezus die nu voorgoed op Gods hoogte leeft, opstaan en verder leven in jouw en mijn, in ons dagdagelijks leven. En mij werd één en ander duidelijk vorige donderdag tijdens de Hemelvaartviering (de Geest kwam waarschijnlijk al een beetje plagen…) toen we hier “Wie is die Man?” zongen. Zijn nalatenschap doen we door “gewoon een mens van vlees en bloed te blijven maar wel eentje die het woord van God doet” die uit is op eenheid en niet op eigenbelang. De aandachtige toehoorder zal gemerkt hebben dat de voorbije minuten nog meer stukjes uit de liederen klonken die we regelmatig zingen (waar brood genoeg en liefde is voor allen …, voor allen die gekruisigd worden, wees niet niemand, wees hun toekomst ongezien …, kracht uitstralen, liefde geven, recht doen …). Het belang van de inhoud van deze liederen kan nauwelijks onderschat worden en een enthousiast koor, een gedreven dirigent en organist zorgen ervoor dat die boodschap ook echt binnenkomt. Dank jullie wel!
Dat we altijd biddend en zingend de kracht mogen blijven vinden om samen te doen wat moet gedaan worden en altijd “geconcentreerd” (dat wil zeggen: gericht op het centrum van ons bestaan – onze opdracht, onze missie) en van daaruit enthousiast, “be-Geest-erd” verder te werken aan het Rijk Gods. Het moge zo zijn. Amen.
Met dank aan Geert Dedecker voor de inspiratie.