Als mensen jarig zijn, dan nodigen ze familie en vrienden uit. De jarige is dan blij dat de genodigden komen. De heilige Geest organiseert zijn feest niet zelf, Hij vraagt ons om dat te doen. Hij nodigt ons niet uit, maar Hij wil dat we Hem uitnodigen, Hij wil door ons ontvangen worden. Had Jezus niet gezegd: ‘Ontvang de heilige Geest, dan kun je zijn feest van verzoening en barmhartigheid vieren’. De heilige Geest komt dus zelf naar ons toe. En Hij doet het zeker als we Hem vragen: ‘Kom, heilige Geest, en ontsteek in ons het vuur van uw liefde’.
Ik wil nog één verschil aangeven. Als we naar een verjaardag gaan, dan wensen we de jarige geluk en dan hebben we meestal een cadeautje bij ons, of bloemen. De heilige Geest ontvangt geen geschenken. Wat zouden we Hem kunnen aanbieden? Maar Hij deelt ze uit. Iedereen krijgt zeven geschenken, precies dezelfde geschenken, maar verschillend gedoseerd, al naargelang iedereen ze nodig heeft en ze kan gebruiken. Want de Geest schenkt geen symbolische, maar alleen praktische cadeaus. Geen speelgoed, maar dingen om wat mee te doen. Ook geen kostbaarheden om in een kluis op te bergen of in een pronkkast te zetten. De geschenken van de Geest krijgen pas zin en betekenis als ze gebruikt worden waarvoor ze dienen, als degene die ze ontvangt ze ook verder uitdeelt. Troost om te troosten, liefde om lief te hebben, vreugde om mensen blij en gelukkig te maken, vrede om vrede te stichten, en nog zoveel meer. En heel bijzonder had Jezus één geschenk genoemd dat specifiek verbonden is met het ontvangen van de Geest: de vergeving van de zonden.
In het Pinksterverhaal, dat we op het verjaardagsfeest, Pinksteren dus, als eerste lezing zullen horen, wordt ook één enkel geschenk genoemd: niet omdat het exclusief is, maar omdat het zo’n enorm effect had. Lucas zegt zelfs dat de leerlingen er vol van waren. Het geschenk zelf wordt niet genoemd, maar wel het resultaat. De leerlingen waren zo vervuld van de heilige Geest dat zij begonnen te spreken, sterker nog: ze begonnen te getuigen over de verrezen Heer. Ze konden niet anders, het gebeurde als ‘t ware buiten hen om, er was geen houden aan. Wat ze juist zeiden, vertelt Lucas niet, wel dat die ongeletterde mannen vreemde talen gingen spreken.