Na zijn doop trok hij zich drie jaar lang terug in Arabië, voor een leven van afzondering en gebed. Daarna begon voor hem een nieuw bestaan als apostel van de heidenen. Nadat hij drie missiereizen had gemaakt, werd hij aangeklaagd door joodse tegenstanders en naar Rome gebracht, nadat hij als Romeins staatsburger gebruik had gemaakt van zijn recht zich te beroepen op de keizer. Onderweg daarheen leed hij schipbreuk en belandde als gevangene op Malta waarover het boek Handelingen (27, 14-44) verslag doet.
In het voorjaar van 62 bereikte hij dan toch Rome waar hij twee jaar doorbracht in huisarrest. Hij schreef er waarschijnlijk zijn vier gevangenschapsbrieven aan Filippi, Kolosse, Filemon en Efese. In Rome kreeg de apostel gelegenheid Jezus Christus te verkondigen.
Waarschijnlijk is hij vrijgelaten in het jaar 63, waarna hij Spanje heeft bezocht en Griekenland. Nadat hij opnieuw gevangen was genomen, is hij in 67 onder keizer Nero als Romeins staatsburger volgens het geldende recht onthoofd en begraven aan de Via Appia buiten de stad Rome. Eén van de vier aartsbasilieken van Rome, Sint-Paulus buiten de muren, bewaart de herinnering aan deze grafplaats.
De beide apostelen, zuilen van de Kerk, hebben over de hele wereld grote verering gevonden. Zij zijn samen of afzonderlijk patroon van ontelbare kerken, waaronder de grootste gebouwen van de christenheid: Sint-Pieter in Rome en St. Paul’s Cathedral in Londen.
Kanunnik em. Jan Verheyen, pastoor
(Inspiratie: o.a. J.N. van Ditmarsch, Vieren en gedenken, Cor Unum et Anima Una, 2004)