Aan de vooravond van de advent roept bisschop Johan Bonny op om uit te kijken naar de komst van Jezus zoals we uitkijken naar de komst van elke baby. Vol verwachting naar het nog ongekende.
Pas gebeurd. Een jong koppel verwacht hun eerste kindje. De geboorte is uitgerekend voor 2 november. Heel de familie vraagt al maanden: is het een jongen of een meisje? De jonge ouders lichten een tipje van de sluier: het wordt een meisje. En hoe zal het heten? Dat geheimpje houden ze voor zich. Terecht. Het is hun kindje. Telkens antwoorden ze met: ‘Ik weet het niet.’ Kortweg: ‘kwee-nie.’
Zo wordt Kwee-nie de bijnaam van hun kindje-onderweg. Kwee-nie beweegt al op de echografie. Kwee-nie laat zich voelen in de buik. Alles normaal. De geboorte nadert. Nog twee maanden. Nog een maand. Nog een week. Zou het te vroeg, op tijd of te laat zijn? Op 2 november komt het berichtje. Kwee-nie is geboren. Of beter: Clara is geboren! Want dat is de naam die de ouders voor haar kozen. Iemand zegt: ‘Zo juist op tijd geboren, dat wordt nog een lerares wiskunde!’
Binnenkort begint de advent. De bevalling is uitgerekend voor 25 december. Maar wees gerust. Maak je geen zorgen. De dag van de geboorte staat vast. Het zal een gezonde jongen zijn. Zijn naam kennen we al. We weten zelfs wie de eerste bezoekers zullen zijn. Welk lied ze zullen zingen. Welke geschenken ze mee hebben. Alles onder controle. Niets wat we nog niet weten. Jammer eigenlijk. Want zijn we nog wel in verwachting? Verwachting gaat toch over iemand die nog niet gekend is, nog niet gezien of nog niet gehoord. Zonder niet-weten geen verwachting, toch? Hoe beleven wij de advent, na meer dan tweeduizend jaar christendom? Is dat voor ons nog een tijd van verwachting? Kwee-nie zet me aan het denken. Misschien moeten we tijdens de advent even stoppen met spreken over de Jezus die we kennen, om het opnieuw over Kwee-nie te hebben. De nog ongekende ‘mensenzoon’, zoals God hem vandaag naar ons toezendt.
Hoeveel we ook over Jezus weten, Hij blijft voor ons even nieuw en anders als toen. Hij speelt niet op gewenning en gewoonte, maar op verrassing en verbazing. Wat we al weten, moet hij niet komen herhalen. Wat we al doen, moet hij niet komen overdoen. Dat zou saai zijn. Hij moet integendeel tonen wat wij nog niet zien, voordoen wat wij nog niet aandurven, zeggen wat wij nog verzwijgen, geloven wat wij nog niet vertrouwen. Hij moet geen dubbelganger of naloper zijn, maar een nieuw en sterk origineel. Hij mag best vragen en onzekerheid oproepen, weerstand en onbegrip. Als God niet anders mag zijn of anders mag doen, wie dan wel? Er zijn al genoeg opiniemakers die ons proberen te wiegen in een schoot van gewenning en gewoonte.
In de advent kan Jezus beter even Kwee-nie heten. Trouwens, bijna zeker hebben Jozef en Maria hem negen maanden lang ook zo genoemd: ‘onze kleine Kwee-nie’. Ze wisten immers niet wat hun te wachten stond. Ze wisten niet hoe hun kind er zou uitzien en wat er van hem zou worden. Ze stonden voor een ongekend avontuur, met hem en vooral door hem. Sommigen gebruikten grote woorden voor hem, zoals Immanuel of ‘God-met-ons’. Toen het zover was, gaven zij hem gewoon de naam van Jezus. Zo noemen we hem nog steeds. Gods grootste verrassing!
Hoe lang en intens kunnen wij niet kijken naar een pasgeboren kind! ‘Op zo’n kindje raak je nooit uitgekeken’, hoor je bij elk wiegje. Dat wens ik je graag toe in deze adventstijd: dat je bewust mag uitzien naar Gods mens geworden Woord, nog zo ongekend en onvoorspelbaar!
+ Johan Bonny, bisschop van Antwerpen