“Met Bijbels in de standaarduitrusting en volop aalmoezeniers aan hun zijde was geloof voor Britse soldaten alomtegenwoordig tijdens WOI, zeker in momenten van lijden”, betoogt Michael Snape (Durham University).
“Uiteindelijk bleek het christendom toen erg robuust. Vergeet niet hoe de typische Britse soldaat was opgegroeid in een samenleving vol christelijke riten en morele voorschriften. Ruim 90 procent van de kinderen uit arbeidersmilieus trok naar Sunday schools”, vertelt Snape. “Op een veilige afstand van het strijdgewoel maakten sociale en culturele organisaties het verschil die zich allemaal beriepen op hun gelovige inspiratie. Het Poperingse Talbot House was bijvoorbeeld ten diepste christelijk. Voor de herdenkingsinitiatieven net na de oorlog gold hetzelfde. Van de graven tot de speeches: God bleek nooit veraf.”
“Opperbevelhebber Douglas Haig geloofde bovendien rotsvast in het belang van aalmoezeniers”, vervolgt de hoogleraar. “Tijdens een etentje liet hij zich ontvallen: ‘goede padres zijn zo belangrijk als eersteklas generaals’. Met hun rekruteringspolitiek voegden zijn officieren vervolgens de daad bij het woord. Een Britse divisie telde 17 tot ruim 20 geestelijken. Duitse legereenheden van dezelfde omvang dienden het met 2 aalmoezeniers te stellen.”
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.