Geschiedenis Onze-Lieve Vrouwparochie | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken

Federatie Kampenhout

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • Federatiesecretariaat Parochiewerking Federatie Kampenhout Praktische inlichtingen voor alle parochies Onze federatie Kampenhout de vier parochies Uitvaarten in onze federatie (datum en plaats) Impressies en foto's van vieringen in onze federatie Parochieblad - KERK&Leven Onze parochies

Geschiedenis Onze-Lieve Vrouwparochie

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op zaterdag 30 januari 2016 - 13:07
Afdrukken
Artikel overgenomen uit de parochiegids van 2004

Kamerijk, bisschoppelijk paleis, anno 1125.

Bisschop Burchard zit aan zijn werktafel. Tussen tientallen documenten tekent hij achteloos een oorkonde: de abdij van Kortenberg krijgt het beheer over de O.-L.-Vrouwparochie van Kampenhout toegewezen. Met één pennentrek bezegelt hij voor eeuwen het lot van de Kampenhoutse geloofsgemeenschap. Kent hij deze verre parochie? Wellicht nauwelijks...

1. Een uitgestrekte, bosrijke parochie

Het middeleeuwse Kampenhout was met zijn oppervlakte van 1.600 ha een van de grootste gebieden uit de streek. Dichte wouden begrensden de parochie. In het noorden strekten de Weysetterbossen zich uit van Elewijt tot Boortmeerbeek. Op de locatie van het huidige Kampenhout-Sas vonden we het Verbrand Bos. Assent, nu deel van de parochie Buken, behoorde eveneens tot de woudgordel. De bossen langs de Weesbeek en de Keibeek omringden Wilder. Meer naar het centrum van de parochie situeerden zich ook enkele bossen. Het Roodkloosterbos, dat behoorde tot de gelijknamige priorij te Oudergem, en het Lievevrouwebos, waar nu de kerk van Relst staat, illustreren dit. Naarmate de ontginningen vorderden, ontstonden in de 12e en 13e eeuw talrijke cijnshoven die uitgroeiden tot afzonderlijke wijken. Kampelaar, Wilder, Ter Elst, Vierstraten, Nieuwegen, Geilroede, Assent zijn daar voorbeelden van. Ruisbeek is eveneens een oude en spontaan gegroeide nederzetting. Het was gelegen aan een oversteekplaats van de Weesbeek (een voorde) en langs de baan naar Aarschot, toen een belangrijke stad in het hertogdom Brabant.

Een uitgestrekt en vruchtbaar landbouwcomplex lag in het zuidelijk deel op de grens met Berg, waar de hoogtecurven van 14 tot 17 m gaan. De aaneengesloten velden, die reeds in de Merovingische tijd ontgonnen waren, werden in tiendenboeken 'de plaetse van Campenhout' genoemd.

Het dorpstoponiem Kampenhout beantwoordt volledig aan zijn betekenis: een grote open vlakte (campus - kampen) in het bos (hout).

2. Het prille begin

De historicus Jan Verbesselt heeft belangrijk onderzoek gedaan naar de oorsprong van het Brabantse parochiewezen. Hij situeert het ontstaan van onze parochie in de 9e eeuw.

Tijdens de Karolingische periode werden in centraal gelegen gebieden schepenbanken opgericht. Het aaneengesloten landbouwcomplex in het zuiden van Kampenhout op de grens met Berg werd aangezien als een gunstig gebied. Het was een centraal gelegen trefpunt in de streek van Leuven, Mechelen en Brussel. Daarom werd op de 'plaetse van Campenhout' een administratief centrum met een woonplaats ingericht. Deze Karolingische villa kunnen we situeren op het domein van het huidige statige herenhuis Van Bellinghen.

In de onmiddellijke buurt van het administratief centrum werd de kerk ingeplant.

De middeleeuwse maatschappij was een christelijke samenleving. De scheiding van Kerk en staat is een moderne realisatie. Het is bijgevolg best aannemelijk dat de plaatselijke heer een kerk bouwde voor de bewoners van het omliggende.

De adellijke familie Campholt is de eerste gekende vertegenwoordiger van de hertog van Brabant. Zij heeft wellicht in de villa gewoond tot het begin van de 12e eeuw. Daarna wordt haar woonst te Kampenhout tot buitenverblijf gereduceerd en vervaagt haar spoor.

Eerste officiële vermelding van de O.-L.-Vrouwparochie

In 1125 wordt voor het eerst melding gemaakt van de O.-L.-Vrouwparochie. Bisschop Burchard van Kamerijk geeft in een oorkonde het 'personaat' van de parochie over aan de benedictinessenabdij van Kortenberg. De overdracht gebeurde op vraag van abdis Ida en de aanleiding was de armoede van haar kloostergemeenschap. Van dan af is het niet meer de lekenheer die de tienden heft en de parochiepriester aanstelt, maar de abdis van Kortenberg.

Deze bestemmingsoorkonden zijn in die jaren zeker niet uitzonderlijk. Ze signaleren een kerkelijke en politieke conflictsituatie in het begin van het tweede millennium. De bisschop wou het 'eigenkerkenwezen' van de plaatselijke heren afschaffen. Hij plaatste de parochies onder de hoede van geestelijke bestuurders, in dit geval de abdij van Kortenberg. Zij kreeg hierdoor een vaste dotatie. In ruil gaf de abdis een vergoeding aan de pastoor. Ze diende eveneens in te staan voor het onderhoud van de kerk en de pastorij. Dat deze situatie tot menige discussie heeft geleid, behoeft geen uitleg. Tot aan de Franse Revolutie bleef de O.-L.-Vrouwparochie afhankelijk van de abdij.

Bisschop Burchard spreekt in de oorkonde van een 'dimitia ecclesia', wat aangeeft dat de kerk weinig inkomsten had en van mindere rang was.

In de 13e eeuw is Kampenhout echter uitgegroeid tot een voorname parochie. Dat leidt J. Verbesselt af uit de titulatuur van de pastoors. Zij worden 'plebanus', 'rector ecclesiae' of 'magister' genoemd. Deze titels werden enkel toegekend aan voorname personen en parochies. De belangrijkheid van de parochie sedert de 13e eeuw is ook af te leiden uit de aanwezigheid van drie kapelanijen: de kapelanie van Onze-Lieve-Vrouw, de Sint-Niklaaskapelanie en de zielenkapelanie. Hier stichtten o.a. de heer van Ruisbeek en diverse parochianen missen voor hun zielenheil. De priesters die aan de kapelanijen verbonden waren, hielpen de pastoor bij de zielzorg in de uitgestrekte parochie. Wellicht hield de parochie gelijke tred met de administratieve ontwikkeling en de omvorming van de schepenbank tot de meierij Kampenhout, die 14 omliggende dorpen omvatte.

3. A peste, fama et bello, libera nos Domine
(1570 - 1650)

"Van pest, honger en oorlog, bevrijd ons Heer."

Deze aanroeping uit de litanie van alle heiligen noteert de latere pastoor Van Baelen boven zijn beschrijving van de 16e eeuw. Kernachtiger kan amper. Voor de gewone sterveling moet deze tijd een apocalyptische verschrikking geweest zijn.

Sedert het oude katholieke geloof plaats had gemaakt voor een lappendeken van confessies, was in Europa het fantoom van de godsdienstoorlogen opgedoken. Keizer Karel vocht de oorlogen uit in Duitsland. Zijn Zoon Filips II verlegde het slagveld naar de Nederlanden. Kampenhout en de omliggende parochies werden geregeld onder de voet gelopen door rondtrekkende legerbendes.

Het oorlogsgeweld

In 1578 veroverden Staatse troepen het kasteel van Wilder. Korte tijd nadien bezetten Spaanse legerbendes Kampenhout om een doorbraak naar Mechelen te forceren. In 1580 brak in Mechelen de Engelse furie uit. Het waren bange dagen en nachten voor de gewone mensen. Maar ook voor kanunnik Matthias Hovius, de latere aartsbisschop van Mechelen. Hij vluchtte met andere katholieken de stad uit. Het ging in de richting van Leuven, dat in Spaanse handen was. In zijn dagboek beschrijft hij de toestand van het platteland. De dorpen lagen er desolaat bij. De akkers waren onbewerkt en verwilderd. Boerengezinnen verzamelden in vluchtelingenkampen om zich beter te beschermen tegen muitende soldaten en tegen de wolven, die elke winter driester werden. Het bestaan van de gelovigen was in eerste instantie op overleven gericht.

Op 14 september 1595 vond er een heksenverbranding plaats op de Grote Markt te Brussel. Josyne Van Vlasselaer, eerste echtgenote van Aert van Beethoven uit Kampenhout, werd wegens toverij op de brandstapel terechtgesteld.

In de beginjaren van de 17e eeuw situeerden de verwoestingen zich meer in de dorpskom. De pastorie, het koor van de kerk en de biechtstoelen werden beschadigd. Een hevig onweer maakte de verwoesting compleet. Pastoor Petrus Trudonus en zijn opvolger Johannes Cuelens woonden sedertdien in de sacristie. Op de Kampelaar brandde de Schranshoeve af.

Na jaren van rampen en tegenslagen sloten Albrecht en Isabella in 1609 het twaalfjarig bestand af. Eindelijk brak er een rustpauze aan. De parochianen herademden, akkers werden opnieuw bezaaid en dorsvloeren weer gevuld. Pastoor Johannes Cuelens probeerde zo goed als mogelijk de aangerichte schade te herstellen. Het Mariabeeld, in 1580 te Mechelen gemaakt, was intact gebleven. De kerk werd opnieuw gewijd. Ook de Sint-Sebastiaansgilde vierde weer feest. In 1620 plaatste ze een nieuw eikenhouten beeld van haar patroonheilige in de kerk. De adempauze kwam de parochie goed van pas.

In 1622 brak de hel weer los te Kampenhout. Een Hollands legerdetachement stak kerk en toren in brand. Op het nippertje konden het Mariabeeld en het Sint-Sebastiaansbeeld gered worden. De verbouwde pastorie en de huizen rond de kerk gingen in de vlammen op.

De pestepidemie

 

Rust kenden de mensen in Kampenhout niet. In het kielzog van de troepen braken besmettelijke ziekten uit. Pastoor Cuelens noteerde in de overlijdensregisters‘obiit pestilentia, ‘obiit ex morbo contagioso’.In oktober en november 1630 stierven tientallen Kampenhoutenaren. Op enkele dagen tijd werden volledige gezinnen weggemaaid. Pastoor Cuelens werd eveneens getroffen. Hij stierf op 11 oktober 1630. Op de vooravond van Allerheiligen arriveerde een nieuwe pastoor, Egidius Van de Kerckhoven. De nieuwe priester deed zijn uiterste best, maar stond er alleen voor. Sommige zieken zouden zich, wanneer ze hun einde voelden naderen, naar het kerkhof rond de kerk begeven hebben om daar te sterven. In 1634 stierf ook pastoor Van de Kerckhoven aan de gevolgen van de ‘vreselijke ziekte’. In 1636 sloegen de pokken toe en bezweek zijn opvolger Petrus de Pauw.

De boetetocht

De oorlog en de pestepidemie maakten de parochianen radeloos. Geneeskundige zorgen waren er nauwelijks. De pastoors hielpen waar ze konden, maar bezweken eveneens.

Machteloos als ze waren zochten de mensen hun toevlucht bij Onze-Lieve-Vrouw,de patrones van Kampenhout. Ze ondernamen een boetetocht langs de grenzen van de parochie. Volgens een legende zou Maria ooit, toen de weersomstandigheden te bar waren voor de processie, de weg alleen zijn gegaan. Dit wonder voorval gaf de gelovigen sterkte in die ellendige periode. Het Mariabeeld, dat onbeschadigd de brand van de kerk en de invallen van legerbendes had doorstaan, werd van dan af meegedragen. Deze boeteprocessie groeide door de eeuwen uit tot een belangrijk devotiegebeuren, dat brede bekendheid genoot in het omliggende.

De katholieke reformatie tijdens de godsdienstoorlogen

In deze periode was niet alles kommer en kwel. Vanuit het in 1559 nieuw opgerichte aartsbisdom Mechelen werden schuchter aanzetten gegeven voor het katholiek herstel. Het concilie van Trente (1545 - 1563) lag hiervan aan de basis. Het versterkte de rol van de bisschoppen, de dekens en de pastoors in de zielzorg. Er werden concrete richtlijnen gegeven om de kwaliteit van het gelovig leven in de parochies te verbeteren.

Matthias Hovius, de derde aartsbisschop van Mechelen, was een van de markante figuren van deze hervormingsbeweging. Hij groeide uit tot een groot verdediger van het katholiek geloof. Wellicht was zijn vlucht uit Mechelen tijdens de Engelse furie in 1580 hier niet vreemd aan. In 1596 verdeelde hij zijn aartsbisdom in nieuwe dekenijen. Kampenhout ressorteerde onder de dekenij Mechelen. De dekens hielden de aartsbisschop op de hoogte van de problemen in zijn diocees. Hier speelde hij op in bij het concretiseren van de katholieke hervorming. Hij creëerde het beeld van de priester als 'goede herder'. Een goede pastoor resideerde in zijn parochie en preekte op zon- en feestdagen. Hij gaf catechismus en diende de sacramenten toe. Matthias Hovius richtte in Mechelen een seminarie op voor de vorming van de priesters. Verder ijverde hij ervoor dat ze een behoorlijk dak boven hun hoofd hadden, want heel wat pastorieën waren afgebrand. Slapen in de kerk of de sacristie mocht niet. De bisschop wou ook voor zijn pastoors een redelijk inkomen verwerven. Dikwijls kapittelde hij de tiendenheffers, wanneer ze de vergoeding van de pastoors weer op de lange baan schoven.

In de praktijk liep de hervorming niet van een leien dakje. De oorlogstoestanden waren hier niet vreemd aan. Het priestertekort op het platteland was schrijnend in die dagen. Overleven was de eerste zorg van de gelovigen. De wacht bij have en goed was voor hen belangrijker dan het bijwonen van de zondagsmis.

4. Van pastoor Petrus Nicolai (1636 - 1675) tot het Frans Bewind (1792 - 1815)

Pastoor Petrus Nicolai

Pastoor Petrus Nicolai is een scharnierfiguur in onze parochiegeschiedenis. Hij werd geboren te Nederokkerzeel als Petrus Claes en droeg er in 1635 zijn eerste mis op. Zoals het in die tijd de gewoonte was verlatijnste hij zijn naam. Korte tijd was hij kapelaan van het O.-L.-Vrouwaltaar in onze kerk. Op 26- jarige leeftijd werd hij benoemd tot pastoor van onze parochie. De pest woedde toen nog in alle hevigheid. Zijn gezondheid was zijn sterkte en de tijdsomstandigheden zaten mee. De vijandelijke troepen verlieten Kampenhout en stilaan doofden de oorlogsperikelen uit. Het aantal pestdoden verminderde geleidelijk. Dat liet hem toe werk te maken van het herstel van de parochie en het gelovige leven. Daar zijn voorgangers in de sacristie woonden en de aartsbisschop duidelijk stipuleerde dat de parochieherder een fatsoenlijk dak boven zijn hoofd nodig had, was zijn eerste werk het bouwen van een pastorie. Het werd een klein zandstenen gebouw met zadeldak en trapgevel. We kunnen er anno 2004 nog altijd langs wandelen. Boven de deur leest men in de muurverankering het jaartal 1638. Het herinnert aan een wel erg bewogen tijd in de Kampenhoutse geschiedenis.

Ook het kerkgebouw was dringend aan herstelling toe. De wederopbouw had jarenlang aangesleept. De abdis van Kortenberg weigerde pertinent om in haar hoedanigheid van tiendenheffer de herstellingen uit te voeren. In 1650 kan Petrus Nicolai de wederopbouw afronden. Hij herstelt niet alleen het gebouw, maar zorgt ook voor de verfraaiing van het interieur. Hij laat een eikenhouten preekstoel maken met sculpturen van de vier evangelisten. Tijdens deze periode van katholiek herstel wordt ook aandacht besteed aan liturgische vernieuwingen. Het concilie van Trente raadt ten stelligste zilveren of gouden kerkelijk vaatwerk aan. Pastoor Nicolai laat om het plechtig karakter van de eredienst te versterken een zilveren kelk maken met gouden inlegwerk. Hij koopt een Missale Romanum bij de toen al beroemde drukkersfamilie Plantijn-Moretus te Antwerpen. En schilder Gaspar de Craeyer penseelt een schilderij met als onderwerp de vlucht naar Egypte. Het monumentale doek verhuisde ooit naar de pastorie en smukte daar de grote huiskamer. Door toedoen van de kerkfabriek werd het recent gerenoveerd en terug in de kerk (aan het zuidportaal) geplaatst.

De graven de Fourneau de Cruyckenbourg

De adelijke familie de Fourneau uit Wilder helpt ook aan de wederopbouw van de gemeenschap. In 1629 verwierf zij de heerlijkheid Wilder. Ongeveer twee eeuwen bleef dit domein in haar bezit. Zij richtte een nieuw slot op in renaissancestijl en plantte de dreef aan die Wilder met Ruisbeek verbindt. In april 1638 verwierf zij de rechtspraak over het dorp in erfleen. We mogen stellen dat zij haar stempel op het dorpsleven gedrukt heeft. Nu nog wordt haar familiezegel als wapenschild van Kampenhout gebruikt. Een glasraam met dit wapenschild boven het hoofdaltaar van de huidige kerk herinnert aan deze periode. In de dreef bouwde de familie een kapel en wijdde haar toe aan de 'Matri Misericordiae', alweer een verwijzing naar de pestepidemie.

 

In latere jaren vervult zij de rol van kerkmeester en treffen we haar naam geregeld aan in de documenten van de kerkfabriek.

De wijk Assent

Kampenhout is altijd een uitgestrekte parochie met een vrij groot aantal inwoners geweest. Op het einde van de 17e eeuw is het bevolkingscijfer gestegen tot ca.1.200. Door de verschillende rooiingen is nog slechts 25 % van de totale oppervlakte bos. De bewoning is erg verspreid. Wijken die in de Middeleeuwen bosgrond waren, zoals Assent, zijn nu bewoond. Met als gevolg dat sommige parochianen meer dan een uur gaans van de dorpskerk verwijderd waren en het ter kerke gaan vaak een hele onderneming was. Ook de priester had het niet altijd makkelijk, als hij in barre wintertijden naar Assent geroepen werd om stervenden de laatste sacramenten toe te dienen. Toen dan in 1687 de nieuwe parochie Buken werd opgericht, waren de parochianen van Assent, de deken en pastoor Martinus Cuypers vragende partij om het gehucht bij de parochie Buken te voegen. Dat gebeurt ook in de 18e eeuw. En bijgevolg krijgt het parochiegebied een nieuwe afbakening.

Een bloeiende 18e-eeuwse parochie

In de 18e eeuw, als de Zuidelijke Nederlanden onder Oostenrijks bewind zijn, is Kampenhout hersteld van de plagen tijdens de godsdienstoorlogen. We kunnen zelfs stellen dat het toen een vrij belangrijke parochie was. Geestelijken die een functie hadden aan de universiteit van Leuven, werden hier pastoor. Omgekeerd kregen sommigen na hun pastoraat in Kampenhout een functie als plebaan van de Sint-Pieterskerk te Leuven.

Een belangrijk 'werk aan de kerk' was in die periode het herstel van de gebarsten klokken in de toren. Pastoor Van Vaerenbergh (1705 - 1742) contacteerde samen met de kerkmeester twee vermaarde klokkengieters: S. Roelants uit Brussel en N. De Cock uit Kortrijk. Zij werden aangezocht om de opdracht uit te voeren. De ganse gemeenschap werd erbij betrokken. Onderpastoor Norbertus Blondiau deed een collecte van huis tot huis. En wanneer de grote klok hergoten was viel ze iets kleiner uit en restte er nog genoeg geld om een klein klokje voor de gelezen missen te gieten. Veel Kampenhoutenaren hielpen bij het opschuren van de nieuw gegoten klokken. Een opmerkelijk detail van de werkzaamheden mag hier nog wel vermeld: de klokkengieters sloegen de gebarsten klok op de toren in stukken, lieten deze door de galmgaten naar beneden vallen en hergoten de klok op het kerkhof rond de kerk.

Tijdens het pastoraat van Johannes-Baptiste Berlengée (1742 - 1744) wordt werk gemaakt van de muzikale omlijsting van de erediensten. Met de kerkmeester graaf de Fourneau contacteert de pastoor in Leuven de orgelbouwer Pauwel Docquier. Samen zoeken ze uit welke klanken het nieuwe orgel moet hebben. In 1745 wordt het op het oksaal geïnstalleerd. En in 1875 wordt het in de nieuwe kerk geplaatst en uitgebreid met meer registers. Meer dan 200 jaar hebben organisten en kosters met dit instrument de eredienst in Kampenhout opgeluisterd. Ook huidig organist Jozef van Steenweghen bespeelde het nog lange jaren.

Pastoor Martinus Geldolphus Van der Buecken (1745 - 1750) zorgt ervoor dat Kampenhout in het bezit komt van een relikwie. Door tussenkomst van zijn broer Leone van Sint-Theresia, ongeschoeide karmeliet, kan hij voor de kerk een relikwie van het Heilig Kruis van Jezus verwerven. De relikwie is vergezeld van een echtheidscertificaat, uitgevaardigd door de aartsbisschop van Ravenna, conform de voorschriften van het concilie van Trente. Aanbidden van relikwieën was toegelaten, maar werd door de kerkelijke overheid gecontroleerd om wildgroei tegen te gaan. Een collecte onder de parochianen en een gift van de kerkfabriek zorgden voor de nodige fondsen om de relikwie in een met zilver belegd en met kristallen versierd kruis te vatten. Later werden in dat kruis ook nog een relikwie van de heilige Rochus, de pestheilige, en een relikwie van Sint-Donatus verwerkt. Deze laatste was een Romeins soldaat en martelaar uit de 2e eeuw na Christus die tegen onweer aanbeden werd.

Een ander bewijs dat Kampenhout in die periode een belangrijke parochie was, is de nieuwe pastorie, in die tijd gebouwd. Pastoor G. Van Nuffel (1754 - 1791) kan van de abdis van Kortenberg de nodige fondsen verkrijgen.De woonst was statig en ruim bemeten. Wellicht logeerden hier ook de onderpastoor en de kapelaans. Het priestertekort dat tijdens de godsdienstoorlogen heerste, was in deze periode duidelijk voorbij. In de plattelandsparochies waren er weer onderpastoors en kapelaans die de pastoor bij de zielzorg hielpen. Door het onvermijdelijke gekrakeel met de monialen van Kortenberg verloopt de binnenafwerking traag. De oude pastorie wordt niet afgebroken, maar gebruikt als houtstapelplaats.

Het 18e-eeuwse verenigingsleven de Sint-Sebastiaansgilde en de Broederschappen

In de 18e eeuw was de gilde prominent aanwezig in het Kampenhoutse verenigingsleven. Ze rekruteerde toen vooral uit de elite van de parochie. Haar hoofdman was en is nog altijd de heer van Wilder. Het religieuze aspect, met name de verering van hun patroon Sint-Sebastiaan, speelde bij de gildenbroeders een voorname rol. Een hoogtepunt van het gildenleven was en is de driejaarlijkse koningsschieting. In vele parochies werd de houten of ijzeren vogel aan de kerktoren bevestigd en van op het kerkhof afgeschoten. Natuurlijk werd de kerk daarbij geregeld beschadigd. In het begin van de 18e eeuw werd de torenschieting verboden. De wip kreeg een plaats aan de rand van het dorp. Voor Kampenhout was dat de wippewei aan de Lauterweg. De bisschop liet zijn dekens tijdens de jaarlijkse visitatie nagaan of de wipschieting voortaan in de periferie van de dorpskom gebeurde. Wel bleef het toegelaten de kerkklokken te luiden, wanneer de gilde een nieuwe koning kreeg. Ook dat gebruik bleef tot vandaag in ere.

Andere verenigingen waren de Broederschap van de Heilige Rozenkrans, de Broederschap van de Gedurige Aanbidding van het Heilig Sacrament en de Broederschap der Gelovige Zielen, ook wel de Confraterniteit van de Zielen der Overledenen genoemd. Deze confrérieën waren toegankelijk voor alle lagen van de bevolking. Aan het lidmaatschap was een volle aflaat voor het hiernamaals verbonden. De oudste broederschap was deze van de Heilige Rozenkrans. De ledenlijsten gaan terug tot 1708. Een jaarlijks hoogtepunt in het verenigingsleven was de processie. De gilde en de broederschappen toonden zich dan in vol ornaat aan hun dorpsgenoten. De oorspronkelijke boeteprocessie groeide uit tot een manifestatie van pracht en praal. Een bedevaartvaantje uit die tijd geeft aan dat Kampenhout in de omliggende parochies gekend was als bedevaartsoord.

De Franse periode (1792 - 1815)

De Franse invallen en de revolutiejaren zetten ook onze regionen op hun kop. Er komt vanuit Frankrijk een stevige antiklerikale wetgeving. Kerkelijke bezittingen worden verbeurd verklaard. Elke manifestatie van de eredienst naar buiten toe wordt verboden. Geestelijken mogen in het openbaar geen kerkelijke gewaden dragen. De priesters moeten zich onderwerpen aan de republiek en de eed van haat tegen de kroon afleggen. Veel priesters weigeren en zijn van dat ogenblik af vogelvrij. De gendarmes zetten een klopjacht in en pakken meerdere priesters op. Zo ook de Kampenhoutse pastoor Johannes Franciscus Van Hilleghem (1792 - 1803). Hij wordt in februari 1799 gevangen gezet in de Hallepoort te Brussel. Maandenlang verblijft hij in gevangenschap. Zijn onderpastoor Franciscus Vanderpoorten kan in de parochie blijven en zet wellicht vanuit een onderduikadres de zielzorg verder. In de doopregisters staat genoteerd dat hij slechts bij gelegenheid kan dopen en niet drie dagen na de geboorte van het kindje, zoals toen gebruikelijk was. Ook van Nederokkerzeel en Boortmeerbeek schrijft hij dopen in, allicht omdat deze parochies zonder priester waren.

Ook de gewone parochiaan had het tijdens de Franse bezetting moeilijk. Heel wat troepen zijn in die jaren door Kampenhout getrokken. De boeren waren verplicht logies en eten te verschaffen aan de militairen, hun zonen werden opgeroepen om soldaat te worden. De modale mens werd weer geconfronteerd met de rauwe realiteit van oorlog en bezetting. De Leuvenaar Jan-Baptist Hous, pruikenmaker en later brievenbesteller, heeft de dagelijkse perikelen van deze bewogen tijd in en om Leuven geregistreerd in zijn dagboek. In maart 1814 trok een machtige alliantie tegen de Fransen doorheen ons land. Onder hen waren kozakken uit Rusland, Zweden, de Duitse staten en soldaten uit Holland en Engeland. Jan-Baptist Hous noteert: "Op alle steenwegen waar troepen van de geallieerde mogendheden passeren, zijn de huizen gesloten en uithangborden ingetrokken. Zij komen eten en drinken, gaan weg zonder te betalen en geven soms nog slaag ook." In mei 1814 werden de manschappen van de hertog van Brunswijk in onze streek ingekwartierd. Men schatte het voetvolk in de dorpen rond Leuven, waaronder ook Kampenhout, op 12.000 man. De grote pachthoven waren verplicht tot 40 soldaten in te kwartieren. In juli 1814 moesten de boeren Pruisische soldaten logies geven. Uiteraard bracht dit alles alweer ellende, hongersnood en armoede mee voor de gewone mensen.

5. De 19e-eeuwse parochie

De Franse omwenteling had de maatschappij een nieuw gezicht gegeven. Kerk en staat waren eeuwenlang verstrengeld geweest. De 19e eeuw bracht een bruuske ommekeer in dit ancien régime.

Welke veranderingen stelden de gelovigen vast?

De oprichting van de burgerlijke stand was wel het meest in het oog springend. De belangrijke momenten in een mensenleven, zoals geboorte, huwelijk en overlijden, dienden eerst opgeschreven te worden in de bevolkingsregisters van de gemeente. Daarna kon de pastoor de sacrale bevestiging noteren in de parochieregisters.

Het tiendensysteem werd afgeschaft. De abdij van Kortenberg, sedert de 12e eeuw tiendenheffer in Kampenhout, kon geen rechten meer doen gelden. Vage, door de jaren gegroeide afspraken over het onderhoud van de kerk en de pastorij en over de vergoeding van de pastoor gaven eeuwenlang aanleiding tot betwistingen en processen. Voortaan was het de taak van de kerkfabriek om de goederen en inkomsten van de parochie te beheren. In samenspraak met de gemeentelijke overheid onderhield ze het parochiaal patrimonium. En de pastoor kreeg een vergoeding van de staat.

De zorg voor armen en behoeftigen was sedert de Middeleeuwen in handen van de Heilige Geesttafel. Deze kerkelijke instelling werd geleidelijk afgeschaft. De burgerlijke overheid nam deze dienstverlening over. De 'Burgerlijke Godshuizen der Gemeente' stichtten op 6 juli 1886 een rusthuis voor bejaarden in Kampenhout. Tot 1976 hebben religieuzen er gezorgd voor de bewoners. Eerst de Liefdezusters van de Verrezen Zaligmaker uit Sint-Niklaas, daarna de Zusters van de Heilige Jozef uit Evere. Sedert 1977 wordt het rusthuis beheerd door het OCMW.

Er was een nieuwe wereld ontstaan, een rationeel doordachte maatschappij, die brak met de vertrouwde gebruiken van het verleden. Voor de pastoor en zijn gelovigen moet dit moeilijk te harden geweest zijn. De tradities en gevoeligheden van voordien konden niet van de ene op de andere dag overboord gegooid worden.

Het blijvend belang van het religieus decorum

Tijdens de Franse bezetting hadden de parochianen veel heiligenbeelden en kerkornamenten verstopt op zolders.Kerkelijke bezittingen waren verbeurd verklaard of in beslag genomen. In 1809 maakten pastoor P.J. Verbuecken en zijn rentmeester H. Van der Meeren een nieuw register op van de bezittingen van de kerk. Duidelijk van hun stuk gebracht door deze verwarde tijden noteren ze: "Veel is verloren gegaan in voorgaande revolutiejaren. Deze periode was niet aangenaam en ze heeft ons veel droefheid gebracht." Ook in 1830, na de Belgische onafhankelijkheid, wordt door pastoor Bernardus Brems een nieuw register opgesteld van de Kampenhoutse kerkelijke goederen, ornamenten en meubelen. Uit beide registers kunnen we afleiden dat de pastoor en zijn gelovigen nog steeds kinderen van de Contrareformatie waren. Alles wat met de opluistering van de eredienst te maken had, werd nauwkeurig omschreven. Kazuifels, kelklinnen, doeken voor de communiebank, monstrans, ciborie ¼ De zucht naar religieus decorum en de devotie waren zeker niet verdwenen. Ze zaten ingebakken in de volksaard.

Ook de relieken die onze kerk had, kregen ruime aandacht. In 1830 werden alle toelatingsbrieven van de aartsbisschop ter verering van de relikwieën in het register mee ingebonden. Onze parochie bezat toen al een relikwie van het Heilig Kruis van Jezus en relikwieën van de heilige Donatus en de heilige Rochus. Nieuw waren een relikwie van de heilige Barbara en de heilige Anna. Barbara werd aangeroepen tegen onweer en brand. Anna, de moeder van Maria, was de tweede patroonheilige van onze kerk. Opvallend was in deze periode ook de zorg voor het miraculeuze beeld van Onze-Lieve-Vrouw. Vooral de Broederschap van de Heilige Rozenkrans nam deze taak waar. Het beeld was getooid met een wit zijden kleed, geborduurd met bloemen, en een rode fluwelen mantel, overtrokken met tule. Het droeg een zilveren kroon, een scepter en een gouden halssnoer.

Het organisatiekatholicisme

Binnen de parochies nam het verenigingsleven tijdens de 19e eeuw een almaar belangrijker plaats in. De samenleving veranderde snel. Liberale en antiklerikale stromingen maakten komaf met het katholiek-religieuze monopolie van het ancien régime. In deze moderne samenleving zochten de katholieke gemeenschap en de priester naar een nieuwe identiteit. Ze vonden die in het verenigingsleven.

Naast de aloude gilde en de broederschappen ontstonden nieuwe verenigingen. In 1844 stichtte pastoor Brems te Kampenhout de Bond van het Heilig Hart. In de katholieke traditie staat het Heilig Hart voor Jezus' mateloze liefde. Gedurende de 19e en nog in het begin van de 20e eeuw kende deze devotie een hoge bloei. De eerste vrijdag van de maand was aan de verering toegewijd. Wijkmeesters nodigden de leden uit om aanwezig te zijn in de vroegmis en te communiceren. De mannen hadden een rode lidkaart, de vrouwen een groene. Een stempel van de pastoor op de lidkaart bevestigde de aanwezigheid in de eucharistieviering. In 1866 stichtte pastoor J.-B. De Coster drie nieuwe congregaties. Voor de huisvrouwen was er de Congregatie van de Christene Moeders, die zich naast gebed en lezingen vooral richtte op solidariteit. Jaarlijks rond 8 december deelde zij kleren en warme dekens uit aan minder fortuinlijke gezinnen. De Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel was de meest populaire. Het lidmaatschap bedroeg 0,5 frank en stond open voor zowel mannen als vrouwen. Zij vierden de mariale feestdagen en het hoogtepunt van hun werking was de jaarlijkse bedevaart naar Scherpenheuvel. Bij hun overlijden hadden de leden recht op een gedachtenismis. In 1900 telde het ledenregister 300 Kampenhoutenaren uit alle wijken. De broederschap floreerde tot 1930.

De Congregatie van de Jonge Dochters van Maria werd eveneens in 1866 boven de doopvont gehouden. Vanaf hun eerste communie konden de meisjes aanvaard worden. De leden werd gevraagd regelmatig de rozenkrans te bidden, de zieken te bezoeken en de stervenden bij te staan. De Mariaverering stond centraal. Het onderliggende doel was "de meisjes in zedigheid en eenvoud op te voeden en ze verwijderd te houden van wereldse feesten en danspartijen". Tweemaal per maand verzamelden ze in de kerk. De bijeenkomst begon met de lofzang Veni Creator. Dan kwamen de antifonen tot de Heilige Maagd. En na de onderrichting volgde de litanie van Maria, een mooi gebed, hoofdzakelijk bestaande uit poëtische beschrijvingen van Onze-Lieve-Vrouw, waarvan hier een fragment:

  • Maria, Stella matutina
    Maria, Morgenster
  • Salus infirmorum
    Behoudenis der Kranken
  • Refugium peccatorum
    Toevlucht der Zondaars
  • Consolatrix affictorum
    Troosteres der Bedrukten
  • Auxilium Christianorum
    Hulp der Christenen
  • Regina Angelorum
    Koningin der Engelen.

Bij de stichting kende de congregatie 48 leden. In 1900 waren 150 meisjes ingeschreven. De ledenlijst eindigt in 1958. De tijdsgeest veranderde. Een van de eerste leden van de congregatie en latere prefecte was juffrouw Maria Coen (°1847 - +1910). Zij schonk een glasraam voor de nieuwe kerk. Het is tot vandaag de derde statie van de kruisweg.

Kampenhout was op het einde van de 19e eeuw een hoofdzakelijk agrarische gemeente. Voor de landbouwers en de toen zowat dertig melkboeren die bijna dagelijks in Brussel hun producten gingen verkopen, werd in 1897 de Boerengilde opgericht. Dat jaar lieten 81 boeren zich inschrijven voor 1 frank. Officieel zette deze vereniging zich in voor de morele, intellectuele en sociaal- economische vorming van de landbouwers. Op het programma stonden vormingscursussen en coöperatieve aankopen. De lokale Kampenhoutse afdeling was zoals elders op parochiale leest geschoeid. De eerste proost was pastoor Jan-Baptist de Coster.

Bouw van de neogotische kerk

Een onbetwistbaar hoogtepunt in onze parochiegeschiedenis is de bouw van een nieuwe kerk. Het aloude gebouw was dikwijls verwoest en met schaarse middelen weer opgebouwd. Volgens architect Hensotte, die in 1870 werd belast met het opmaken van een staat van verval, was het onmogelijk het gebouw te restaureren. Vooral de toren vormde een gevaar voor de veiligheid. Gemeentebestuur, kerkfabriek en pastoor De Coster beslisten dan het gebouw af te breken. Hensotte tekende plannen voor een neogotische kerk en maakte een eerste raming op ten bedrage van 132.524,76 frank. Het kerkhof, eeuwenlang rond de kerk gelegen, werd verplaatst naar de huidige locatie aan de Rusthuisstraat. In de pastorijtuin werd een noodkerk opgetrokken. De plannen werden goedgekeurd. Na aanbesteding kreeg aannemer Peeters uit Neder-over-Heembeek het werk voor 146.880 frank toegewezen. In 1875 werd het gebouw plechtig ingewijd.

Waar kwam deze nieuwe voorliefde voor de gotische stijl vandaan? In België en ook in de ons omringende landen was een enorme bouwactiviteit in de stijl van de neogotiek vast te stellen. Uit het pragmatisme en het rationele van de Verlichting was een versnelde wereld gegroeid. De moderniteit ontwrichtte de traditionele samenleving. Hierdoor wonnen de Middeleeuwen nieuwe aantrekkingskracht. De gotiek was de kunststijl met de spitse bogen en verticale lijnen die de verbondenheid met God beklemtoonde.

Het Kampenhoutse project was behoorlijk ambitieus. Het behoud van een oud gebouw in gammele staat interesseerde architect Hensotte geenszins Een volledig nieuwe kerk, gebouwd met de modernste technieken, maar geïnspireerd op de gotische stijl zag hij perfect zitten. Een neogotische kerk in baksteen b.v. vormde voor hem geen enkel probleem. Het was zijn stellige mening dat hij ook uit een imposant bakstenen gebouw de overtuigingskracht van de gotiek kon laten spreken. Hij wou voor de gelovigen een katholieke omgeving creëren.

In de 20e eeuw vond men deze inspiratieloze en eentonige neostijl lange tijd onbelangrijk en best te verwaarlozen. Maar nieuw onderzoek op dit terrein door de K.U.Leuven bewijst deze misvatting. Het inzicht groeide dat de neogotiek een typische uiting was van de omgang van de 19e-eeuwse mens met zijn grondig veranderde wereld. En eentonig is de stijl allerminst. De bouwmaterialen en nieuwe bouwtechnieken lieten rijke variatie toe. Met die nieuwe verworvenheden greep men terug naar de gotische kunst, die een lofzang was op het geloof in God. Bovendien spelen de meeste neogotische kerkgebouwen een beduidende rol in hun omgeving. In Kampenhout werd in de buurt van de kerk het eveneens neogotische rusthuis opgericht. Kerk en rusthuis bepalen tot vandaag het 19e-eeuwse uitzicht van ons dorp.

Wijziging van de parochiegrenzen

Door de aangroei van de bevolking in Relst was hier een omvangrijk gehucht ontstaan, dat ver verwijderd lag van de parochiekerk. De toenmalige burgemeester van Kampenhout, Joseph De Neuf, die in het kasteel Van Opstal woonde, liet er in 1861 een kapel bouwen, gewijd aan de heilige Jozef.

Eerst ressorteerde de kapelanie nog onder Kampenhout. Een priester die logeerde in het kasteel van de burgemeester, verzorgde er aanvankelijk de eredienst. In 1898 werd Relst tot parochie verheven. Haar gebied omvatte de wijken Relst, Over de Vaart, Vierstraten, Wilder, Schildhoven en de Heide tot aan de Weesbeek. Begin 20e eeuw telde de gemeenschap van Relst ca. 1.300 zielen.

De grenzen van de O.-L.-Vrouwparochie werden toen opnieuw getrokken. Ze viel dan ongeveer samen met het huidige gebied en omvatte de wijken Dorp, Ruisbeek, Voort, Langestraat, Kampelaar en Bulsom. In 1900 telde de parochie ongeveer 1.800 inwoners.

6. Van Kampenhouts parochiepriester tot bisschop

Pastoor Alphonsus Antonius de Wachter (1899 - 1906)

Op 30 oktober 1899 werd Alphonsus Antonius De Wachter pastoor benoemd van onze parochie. Voordien was hij leraar Engels aan het Sint-Aloysiusinstituut te Brussel. Hij leidde Kampenhout de 20e eeuw binnen.

Na de kerkbouw onder zijn voorganger besteedde hij aandacht aan de verdere afwerking van het interieur. Zijn eerste werk was het laten polychromeren van het houten Onze-Lieve-Vrouwbeeld. In de voorgaande eeuwen was het in een barokke sfeer aangekleed naar Spaans model. Nu werd de schoonheid van het beeld geaccentueerd door de kleuren. Rond de eeuwwisseling was er een koerswijziging gekomen in de beleving van de religieuze kunst. Jonge katholieke intellectuelen, kunstenaars en priesters streefden naar versobering. De intrinsieke schoonheid van het Kampenhoutse Mariabeeld voldeed op zich en leidde vanzelf tot echte devotie. Het was een gewijzigde invulling van de geloofsbenadering uit voorgaande eeuwen, waar men vooral met overdadige versiering geloofsverdieping nastreefde. Pastoor De Wachter liet tegelijk een bidprentje maken van het gepolychromeerde devotiebeeld. Veel parochianen bewaarden het, naast talrijke andere gedachtenisprentjes, in hun missaal.

Recent kreeg het beeld een nieuwe opknapbeurt en werd het tegen diefstal beveiligd.

In1901schenktdeSint-Sebastiaansgilde een nieuw beeld van haar patroonheilige aan de kerk. Vrome parochianen volgen het voorbeeld en schenken voor de verfraaiing van de zijbeuken een beeld van Sint-Antonius van Padua en een beeld van de Heilige Familie. Het triomfkruis in het koor van de kerk is eveneens een gift.

Pastoor De Wachter zat niet stil. Dankzij een legaat van E.H. Ludovicus Vandermeiren en giften van zijn parochianen kan hij twee nieuwe klokken laten gieten. Marcel Michiels uit Doornik kreeg de opdracht. Op 4 juni 1901 kon deken Van Roy uit Erps de klokken wijden. De grote klok, Maria, woog 1812 kg, Joseph Gevernois was peter en barones de Vinck de deux Orps meter. De kleine klok, Jozef, woog 523 kg. Louis Van Inthoudt was peter en Adelia Wouters meter.

Gedurende de zeven jaren dat Alphonsus De Wachter hier pastoor was, werd er samen met de parochianen geestdriftig gewerkt aan de nieuwe kerk. Talrijke schenkingen getuigen van de grote betrokkenheid van de gelovigen bij hun parochie.

In 1906 werd pastoor De Wachter deken van Vilvoorde en nadien grootvicaris van het aartsbisdom Mechelen. Op 21 juli 1909 werd hij tot titelvoerend bisschop van Dionysias gewijd en benoemd tot hulpbisschop van kardinaal Mercier. Op de plechtigheid in de Sint-Romboutskathedraal was een Kampenhoutse delegatie aanwezig.Tijdens WO I verbleef mgr. De Wachter in Engeland. Hij verzorgde er de pastoraal voor gevluchte landgenoten. Hij heeft altijd mooie herinneringen aan zijn Kampenhoutse periode bewaard. Tijdens een feestmaal ter gelegenheid van zijn gouden priesterjubileum op 20 september 1929 sprak hij met de toenmalige kardinaal Van Roey over zijn tijd in onze parochie. Van de 500 telegrammen en kaartjes die hij ontvangen had, was het postkaartje van een 70-jarige landbouwer uit Kampenhout hem het dierbaarst.

Mgr. De Wachter stierf te Mechelen op 16 november 1932. De begrafenisplechtigheid had onder massale belangstelling in de Sint-Romboutskathedraal plaats. Daarna werd de bisschop in Kampenhout begraven. De gemeentelijke overheid, pastoor Willems, de oudstrijdersbond, de fanfares en de schooljeugd begeleidden de stoffelijke resten van op de Leuvensesteenweg. Zijn graf is een opmerkelijk monument op het kerkhof van onze gemeente.

Pastoor Franciscus Deckers (1906 - 1918)

Pastoor Franciscus Deckers zette met hetzelfde elan als mgr. De Wachter zijn ambtsperiode in. Hij stichtte de BJB (Boerenjeugdbond) en het Davidsfonds in Kampenhout. Hij werd echter spoedig ziek en zijn onderpastoor Ludovicus Clicteur nam de zielzorg grotendeels op zich.

In 1914 beleefde onze parochie een verschrikkelijke zomer. In augustus en september was het Belgisch front ter hoogte van het Steentjesbos gelegen. De Duitse troepen groeven zich in achter de Langestraat. De loopgracht begon aan het huis van de voormalige bakkerij De Keyser (Langestraat 78) en strekte zich uit tot aan de Frijselstraat. De bevolking van de Langestraat had onder het oorlogsgeweld te lijden. Op het gehucht Jennekensheide werden drie mensen vermoord. Een andere schrijnende gebeurtenis speelde zich op 27 augustus 1914 af op de hoek van de Beemdstraat en de Zeypestraat. Omdat de Duitsers sluipschutters in de omgeving vermoedden, vonden ze elke beweging verdacht. Als represaille brachten ze de inwoners van de wijk bijeen op een plaats naast de beek. Daar stonden houtmijten. Vader en twee zoons Van der Meiren werden doodgeschoten en ook Gustaaf Tobback werd vermoord. Op deze plaats heeft lange tijd een gedachteniskruis gestaan. Nog waren de strafmaatregelen niet gedaan. In de maand september werden de Kampenhoutse mannen in de kerk als gijzelaars bijeengebracht. De Duitsers wilden de kerk in brand steken. De weduwe van een Duits kolonel, mevrouw Colette, die in het rusthuis verbleef, kon de soldaten van hun verschrikkelijke plannen afbrengen. De mannen werden afgevoerd naar de Haachtsesteenweg en verder naar Kampenhout-Sas. Daar werden de ouderen losgelaten. De jongeren werden voor de troepen uit gedreven, richting Hever-Schiplaken en zo verder naar Mechelen. In Walem konden ze ontkomen.

Een belangrijke figuur uit WO I is E.H. Sabinus Eduardus Vandermeiren (° Berg 1882 - + Kampenhout 1957). Hij was gedurende de hele eerste wereldoorlog aalmoezenier aan de IJzer, waar hij zich onderscheidde door dienstwilligheid en moed en toeverlaat en trooster was van gewonde en stervende makkers. Zijn naam blijft in de annalen geboekstaafd, omdat hij het was die in het spontaan bestand van de kerstdagen 1914 de uit een klooster ontvreemde monstrans in ontvangst nam die de Duitsers tot staving van hun kerstvredeswil wilden terugbezorgen.

Pastoor Remi Willems (1918 - 1935)

Kampenhout herstelde zich van de oorlog. In 1919, bij hun terugkeer van het front, schreven en componeerden de gebroeders Liekens, oorlogsvrijwilligers, het bekende lied van Onze-Lieve-Vrouw van Kampenhout. Tot vandaag wordt het bij elke belangrijke parochiegebeurtenis met overtuiging gezongen. Het pastoraal leven na WO I kreeg stilaan weer volle dynamiek. Paus Pius XI riep na de oorlog de leken op tot 'katholieke actie'. De gelovigen werden aangespoord hun apostolaat te tonen in het verenigingsleven. Kampenhout liet zich niet onbetuigd. Voor de schoolgaande jeugd werd de Eucharistische Kruistocht opgericht. De Oost-Vlaamse priester Edward Poppe was de grote bezieler van deze vereniging. Zijn gebedenboekje Bij de Kindervriend was voor die tijd een pareltje van pedagogische aanpassing van het missaal. Hij spoorde de kinderen aan veelvuldig te communiceren. Gesteund door de publicaties van de abdij van Averbode kende de Eucharistische Kruistocht in die periode groot succes.

In 1923 werd te Kampenhout een afdeling opgericht van de Boerinnenbond, de latere KVLV.

En op 4 september 1927 vierde onze parochie feest. Naast de kerk werd het beeld van het Heilig Hart onthuld en gewijd door mgr. De Wachter. Hij was graag van de partij in zijn vroegere parochie en schouwde de stoet. Burgemeester Frederik Wouters droeg het beeld in zijn toespraak op aan de gevallen burgers en soldaten van WO I. Een koor van 200 zangers bracht een speciaal voor de gelegenheid geschreven huldecantate.

7. Pastoor Van Baelen (1935 - 1961) en de Katholieke Actie

Kampenhout, kerkarchief, anno 2004 ...
Twee onooglijke schriftjes tussen dikke bundels kerkrekeningen. Je zou er haast overkijken. Ze bevatten de notities van pastoor Van Baelen. In de schriftjes zijn enkele gedachtenisprentjes, vergeelde krantenknipsels en strooibriefjes geplakt. Wanneer wezelezenontvouwtzichvooronseenandertijdperk. Het Kampenhout van de jaren dertig, de oorlog, de jaren vijftig. Er is een druk verenigingsleven, er is een andere liturgie ¼ De mis wordt opgedragen in het Latijn, de koster bespeelt het orgel op het oksaal, het Sint-Ceciliakoor brengt met bravoure gregoriaanse en meerstemmige Latijnse gezangen. De twee onooglijke schriftjes bieden ons een zicht op een vervlogen wereld.

Praalstoet voor de nieuwe pastoor

Pastoor Jozef Anna Van Baelen werd geboren te Geel op 1 januari 1884. Hij was onderpastoor in Peutie en in Herentals. Op maandag 27 mei 1935 werd hij aangesteld tot pastoor van Kampenhout. De parochianen en de onderpastoor Karel Jozef Van Geel hadden de inhaling tot in de puntjes voorbereid. Een praalstoet van wel 41 groepen stond hem op te wachten in Ruisbeek. Ruiters met postiljons en gendarmen te paard openden de stoet. Schoolkinderen, de Sint-Sebastiaansgilde, de fanfare, de duivenmaatschappij, de veloclub en de reus van Kampenhout volgden. Alle verenigingen, van BJB tot Oudstrijdersbond, waren vertegenwoordigd. Het thema van de stoet luidde: de Heerlijkheid van Ruisbeek. Verschillende groepen beeldden de geschiedenis uit van het hof van Ruisbeek, dat in de 16e eeuw onder de graaf van Fürstenberg was uitgegroeid tot een prachtig kasteel met lusthoven en vijvers. Rond 1650 werd het door het huwelijk van François Henri de Fourneau de Cruquenbourg en Isabelle van Berchem verenigd met Wilder.

De stoet regende uit, maar de organisatoren waren in hun opzet geslaagd. Pastoor Van Baelen had uitgebreid kennisgemaakt met de rijke geschiedenis en het al even rijke verenigingsleven van Kampenhout. Ligt daar de reden waarom pastoor Van Baelen in zijn vrije tijd graag opzoekingen deed naar de geschiedenis van ons dorp?

De Katholieke Actie

Pastoor Van Baelen ontpopte zich tot een 'goede herder'. Hij kende zijn kudde. Onder zijn pastoraat ontwikkelde de Onze- Lieve-Vrouwparochie zich tot een gemeenschap die haar godsdienstige overtuiging bewust beleefde en uitdroeg. Dat was de kern van de Katholieke Actie: de priester bezielde en activeerde het parochiaal leven en de gelovigen droegen het apostolaat via de verenigingen verder uit.

Kenmerkend voor die tijd is de verwevenheid van organisaties als BJB, Eucharistische Kruistocht, Boeren- en Boerinnenbond met de parochie. Biecht, vroegmis met communie, gezongen hoogmis, lof in de namiddag en daarna lezing, toneel en zangstonde in de zaal van de zusterschool ¼ het maakte allemaal deel uit van een feestdag van een vereniging in de Katholieke Actie. Het was nog de tijd van het 'rijke roomse leven'. Gefeest werd er bij de verenigingen met de regelmaat van een klok.

De ring van het kerkelijk jaar in de periode 1935 - 1939

Plechtige communie 1936

De kinderen hadden vooraf 1 frank betaald als stoelgeld en offerande. Naar de voorschriften van kardinaal Van Roey werd het koor van de kerk versierd met bloemen. Langs de evangeliekant stond het beeld van Onze-Lieve-Vrouw en langs de epistelkant het kruis, versierd met anker en hart (symbolen van geloof, hoop en liefde). Om 6.30 u. 's morgens werden de kinderen afgehaald op de speelplaats van de zusterschool. Stoetsgewijs, eerst de jongens en dan de meisjes, gingen ze tot aan het hoogkoor. Bij het binnenkomen bespeelde koster Luypaerts het orgel en zongen de kinderen het Veni Creator. Na de vroegmis volgde de hoogmis met de hernieuwing van de doopgeloften. In de namiddag was er nog lof. De plechtigheid werd besloten met de toewijding van de communicanten aan Onze-Lieve-Vrouw. Na het lof werden de kinderen op de pastorij verwacht, waar de zusters van het rusthuis zorgden voor drank. Tot slot kreeg ieder nog een sinaasappel en een prentje. En de maandagmorgen waren de communicanten present in de mis van 7 uur en gingen ze weer te communie.

 

Enkele vergeten feesten

  • De 'Gedurige Aanbidding' had plaats tussen 1 en 4 januari. Een pater jezuïet, norbertijn of franciscaan preekte in alle missen van nieuwjaar. De twee volgende dagen gaf hij kort onderricht na de vroegmis van 6.00 u. en de avondmis van 18.00 u. De dag van de Gedurige Aanbidding van het Heilig Sacrament (4 januari) waren er 's morgens om 6.00, 7.00 en 9.30 u. missen met telkens een kort sermoen. In de namiddag om 15.00 u. was er lof en slotzang.
  • In juni werd het feest van het Heilig Hart gehouden. In de vooravond ging een kleine processie langs de straten van het dorp. De leden van de E.K., de BJB, de Congregatie en de Bond van het Heilig Hart waren met hun vaandels aanwezig. Zangers, misdienaars en de priester met het Heilig Sacrament sloten de processie.
  • In september werd een vierdaagse retraite gehouden voor de leden van de Eucharistische Kruistocht en de Congreganisten. Deze retraite kon afgewisseld worden met een 'missie' die gepreekt werd voor de volwassenen.
  • Het feest van Christus Koning, de laatste zondag van oktober, kreeg toen ook veel meer aandacht. Na de kerkelijke plechtigheden werd in de namiddag steevast een toneelstuk opgevoerd door de BJB- meisjes, de leden van de E.K., de Congreganisten en de schoolkinderen. De zaal van de zusterschool zat dan altijd afgeladen vol.

De processie anno 1938

Quatertemperdag, 8 juni 1938. Het is de woensdag na Pinksteren. Zoals elk jaar gaat de plechtige processie uit. We laten pastoor Van Baelen zelf aan het woord:

Dit jaar hadden we prachtig weer. De zon was van de partij en menigeen had het aanschijn verbrand. Reeds een maand te voren werd er ijverig gewerkt door de ijveraarsters. Vernieuwing en nieuwe kleding werd besproken en uitgevoerd. Zoals de voorgaande jaren hadden de juffrouwen, naaisters en zusters weer de handen vol. De vleugeltjes der engeltjes werden vernieuwd. Ook de groep rozenkrans werd vernieuwd. Voor de vaantjesdragers werden nieuwe 'potsen' en sluiers vervaardigd. Voor de meisjes die de paternoster droegen kwamen er nieuwe 'kapkens' in plaats van 'vooltjes'. Voor de koningin van de Eucharistische Kruistocht kwam er een nieuw kleed. Hier en daar was er nog vernieuwing ¼Vanaf 5 uur was er alle half uren mis ter ere van O.L.V. van Kampenhout. (Dit was mogelijk omdat pastoor Van Baelen de priesters van de omliggende parochies uitnodigde; zij lazen na elkaar mis. En in de processie droegen ze ook om beurt het Heilig Sacrament van kapel tot kapel.) Daarna was er om 7.30 u. een plechtige mis gecelebreerd door Z.E.H. Willems, de pastoor van Nederokkerzeel en Berg, Z.E.H. aalmoezenier Van der Meiren en Z.E.H. Roger Liekens. Eerwaarde Pater Bartholomeus, Capucijn deed het sermoen en rond 8.30 u. was de mis uit. Daar er 82 jongens in de processie meegingen, werden zij gekleed in de jongensschool, bijgestaan door de Juffrouwen Coosemans, Luysterborgh en De Mees. De meisjes werden gekleed in de zusterschool. In de Schoolstraat werd de processie gevormd. Vooraan reden 8 gekostumeerde ruiters, waarvan 3 met vlaggen. Achter het Heilig Sacrament reden nog 2 ruiters, gekostumeerd. Er was een voorgedrukt programma gemaakt zodat iedereen zijn plaats kende. Voor de orde zorgden de juffrouwen en de Zusters. Ook de juffrouwen de Mees en de Keyser en Meester Peeters vergezelden de processie. Rond 11.30 u. kwamen ze te Relst toe. Na een rustpauze ging de tocht terug naar Kampenhout. Velen hadden een verbrand gezicht en pijnlijke voeten, maar iedereen was blijgezind. De fanfare speelde en de jongens en meisjes kwamen zingend de kerk binnen. Op de vooravond van de processie had de pastoor van Relst in de kerk afgeroepen dat diegenen die de weg deden om 6 uur vertrokken. Rond 8.30 u. kwamen wel 80 bedevaarders aan te Kampenhout. De pastoor deed de deur der kerk open en gaf ieder een prentje van O.L.V. van Kampenhout. Het werd druk te Relst besproken.

De strooibriefjes

Van bij het begin van zijn pastoraat constateerde pastoor Van Baelen dat er goede communicatie nodig was naar zijn parochianen toe. De mensen dienden op de hoogte gebracht te worden van de talrijke vieringen. Een probaat propagandamiddel waren de strooibriefjes. Ze werden gedrukt bij Louis Hahn in de Dorpsstraat. De mensen werden ook verwittigd via andere kanalen. Op de preekstoel werden de vieringen aangekondigd. Ook de ijveraars van de Bond van het Heilig Hart en de wijkmeesters van de verschillende verenigingen verwittigden de mensen thuis. Twee gekende wijkmeesteressen in het dorp waren Stinneke en Gusta Mathijs. Bij hen bleef het niet bij een formeel bezoek. Zij waren ook altijd bereid om boodschappen te doen voor oudere mensen of om hulp te bieden.

Pastoor Van Baelen kende zijn parochianen. Hij wist dat er veel witloofboeren waren en probeerde de uren van de diensten aan te passen. Een vroegmis op de feestdag van Gedurige Aanbidding werd van 6 u. naar 5.30 u. verschoven om de kerkgangers de gelegenheid te geven te communiceren. In die periode was het nog de regel dat men van middernacht nuchter bleef, als men te communie wilde gaan.

Al vlug klinken in de strooibriefjes en gedachtenisprentjes van de verenigingen de echo's door van moeilijke tijden. De jaren 30 waren een periode van economische crisis, de burgeroorlog in Spanje, de mobilisatie en de aanloop naar WO II.

De huishoudster

Iedereen op de parochie kende toen Trees. Robuust en zachtmoedig stond zij ten dienste van de pastoor. Altijd stil aanwezig verzette zij heel wat werk in de grote pastorie. Zij was het die de mensen ontving, in vreugde bij het aanvragen van een doopsel of in verdriet bij het melden van een sterfgeval. Zuinig was ze in haar aankopen, maar des te guller als er giften rondgehaald werden. Dikwijls stond haar naam genoteerd bij een omhaling. Er werden in die tijd b.v. giften gevraagd voor de afschaffing van de slavenhandel, de Sint-Pieterspenning en de bouw van de basiliek van Koekelberg. Trees is tot aan de dood van pastoor Van Baelen pastoorsmeid gebleven. Haar laatste jaren bracht ze door in het rusthuis te Kampenhout.

De mobilisatie

Op 25 september 1938 werden een 8-tal soldaten uit onze arochie opgeroepen voor de genie van de luchtafweer. Op 27 september werden 139 soldaten opgeroepen. Ook onderpastoor Van Geel moest zich melden. Al van september 1939 werd er afweergeschut geplaatst in de Voort.

Sedert de mobilisatie stuurden de leden van de Bond van het Heilig Hart iedere maand een brief aan de opgeroepen soldaten. De meisjes van de verenigingen van de Katholieke Actie breiden mutsen en stuurden ze naar de soldaten. Rond nieuwjaar 1939 zond de pastoor een lederen zakje met paternoster en sigaretten naar alle soldaten van Kampenhout. Juffrouw Luysterborg, onderwijzeres, en Elisa Vandermeiren, prefecte van de Congregatie, zorgden voor het inpakken en verzenden. Vele soldaten stuurden een bedankbriefje terug. Met Lichtmis 1940 zond de pastoor opnieuw een brief, waarin hij de soldaten moed toesprak.

De vlucht

 

Op vrijdag 10 mei 1940 viel Duitsland België binnen. Op donderdag 16 mei noteert pastoor Van Baelen dat de militaire overheid de mensen aanmaande te vluchten. Tijdens de nacht van 15 op 16 mei was er een zwaar artilleriegevecht geweest. De overgrote meerderheid van de gezinnen vluchtte uit Kampenhout weg. De bewoners van het rusthuis werden met opgeëiste vrachtauto's overgebracht naar de Kanaalstraat 59 te Brussel. De ouderlingen werden aanvankelijk in erbarmelijke omstandigheden opgevangen.Er waren niet genoeg bedden en stromend water was er niet. Een medewerkster van het Rode Kruis kon een naburige gemeenteschool opeisen. Zo kregen de bejaarden meer ruimte. De pastoor en de zusters deden al het mogelijke om het de mensen  zo comfortabel mogelijk te maken. Op zaterdag 18 mei keerden de pastoor en de oversten van de zusters van Berg en Kampenhout, zuster Edelfrida en zuster Geralda, te voet terug. Ze troffen het dorp ongerept aan. Alleen de zusterschool was beschadigd. Op zondag kwamen ook de anderen terug. Op woensdag 29 mei werden de scholen heropend. De processie van 15 mei kon in die omstandigheden niet uitgaan. De vlucht was wellicht een boetetocht op zich, die de mensen zich nog lang zullen geheugen, noteert pastoor Van Baelen.

Het parochiaal leven tijdens WO II

De preken waren gecensureerd. Op 7 oktober werd pastoor van Baelen uitgenodigd op de Kommandatur aan de Mechelsesteenweg te Vilvoorde. Hij had in zijn sermoen van 22 juni gepreekt tegen het nationaal-socialisme. Hij werd terechtgewezen en aangemaand alle evenementen van de Katholieke Actie voortaan aan te vragen. Mede daardoor vielen de uitbundige vooroorlogse vieringen zo goed als stil.

Vele diensten stonden natuurlijk in het teken van de vrede. Zij kenden een grote volkstoeloop.

  • de bidtocht van 1942 Kardinaal Van Roey had in zijn herderlijke brief van 21 september 1942 de gelovigen opgeroepen indrukwekkende volksdemonstraties van godsvrucht en vertrouwen te houden ter ere van Maria. In overleg met de pastoor van Relst werd op 15 oktober een bidtocht ingelegd. Het was een sobere manifestatie. Enkel het kruis en het beeld van Onze-Lieve-Vrouw werden meegedragen. De opkomst overtrof alle verwachtingen. Het deelnemersgetal werd op 2.000 geraamd.
  • het feest van O.-L.-Vrouw van Kampenhout op 16 juni 1943 Kardinaal Van Roey had ook gevraagd de parochies toe te wijden aan het Onbevlekt Hart van Maria. Kampenhout kreeg de toelating deze wijding te houden op de gewone processiedag. De plechtigheid werd volgens pastoor Van Baelen enthousiast bijgewoond. Het was een regenachtige dag, maar dat kon de mensen niet deren. De pastoor beschrijft de aankomst van de processie in de kerk als volgt:

“Onmiddellijk beklom de predikant de preekstoel enontwikkelde vol geestdrift en meesterlijk de toewijdingaan het Onbevlekt Hart van Maria. Niemand voelde  nog vermoeidheid, maar iedereen leefde op … Het lied van Onze-Lieve-Vrouw van Kampenhout dreunde door de kerk en zo eindigde dien zegedag.”

Oorlogsschade

In de nacht van 17 maart 1942 vielen op de scheiding van Kampenhout, Berg en Nederokkerzeel een zestal bommen. Op de hoek van de Kerkstraat en de Haachtsesteenweg viel een bom op de woning De Coster. Vader, moeder en de twee zoontjes kwamen om. In de onmiddellijke omgeving werden drie huizen beschadigd.

Op 17 september 1943 eisten de Duitsers de klokken op. De oude klok van 1783 mocht blijven. De zondag daarop, 19 september, zegt pastoor Van Baelen in zijn preek:

"Deze gebeurtenis heeft de mensen ontroerd, ze zal in aller harten geprent blijven. De klok is de stem van de parochie. Geen vreugde of de klok juicht mee, geen verdriet of de klok weent mede. Zo is de klok vergroeid in ons geestelijk leven."

En hij besluit met de oproep kalm betere tijden af te wachten en te volharden in het gebed om de vrede te bespoedigen.

In september 1944 volgt de geleidelijke aftocht van de Duitsers.

De naoorlogse jaren

De onthulling van monumenten, de wijding van nieuwe kerkklokken, vieringen van jubilea ¼ Het stond in die jaren allemaal op de agenda. Het aantal dopen nam toe. Voor 1941 noteerde pastoor Van Baelen er maar 28, in 1953 werden 42 kinderen gedoopt.

In 1949 startte de bouw van een onderpastorij in de Brouwerijstraat. De werken werden geraamd op 400.000 frank. Het gebouw kon gefinancierd worden met renteloze leningen van de parochianen. Op 1 maart 1950 kreeg de toenmalige onderpastoor Jozef Huybrechts de sleutels van de onderpastorij overhandigd.

Op 14 juli 1954 vierden de Zusters van de Christelijke Scholen van Kampenhout in aanwezigheid van kardinaal Van Roey hun 125-jarig jubileum.

Het verenigingsleven kwam na de oorlog weer tot bloei. Vooral BJB, Boerinnen- en Boerenbond beleefden hoogdagen. De BJB evolueerde van een groepering binnen de Katholieke Actie naar een volwaardige jeugdbeweging. Spel, sport en vendelzwaaien kwamen ruim aan bod.

Pastoor Van Baelen constateerde dat de zaal van de zusterschool bij feestelijkheden te klein werd. De bouw van een degelijke parochiezaal drong zich op. Met een lening van het bisdom en giften van parochianen konden de bouwkosten gedekt worden. Onderpastoor Huybrechts organiseerde een tombola en liet zijn familieleden in Amerika lotjes verkopen ten bate van de Kampenhoutse parochiezaal. Op 16 oktober 1955 werd de Pax in aanwezigheid van burgemeester René Smedts en deken Tuerlinckx van Erps plechtig ingezegend. De BJB-meisjes kregen de eer het ruime podium in te spelen. Ze voerden het toneelstuk Strijd en Zegepraal op. Om fondsen te verzamelen voor de afbetaling van de lening vroeg de pastoor aan het bisdom de toelating om in de Pax films te vertonen. Er was geen bezwaar, want zo kon tegelijk ook de 'goede film' gepromoot worden. Kampenhout had bijgevolg in die jaren twee filmzalen, Ciné Rio in de Dorpsstraat en Ciné Pax in de Brouwerijstraat.

Op 5 april 1956 werd Jozef Van Steenweghen, in opvolging van koster Luypaerts, aangesteld in onze parochie. Hij is anno 2004 nog altijd onze toegewijde organist.

Pastoor Van Baelen werd stilaan ouder. Hij had het beste van zichzelf gegeven. In 1959 werd Felix Devignat benoemd tot onderpastoor te Kampenhout. Hij was een welgekomen steun voor de oude pastoor. Jozef Anna Van Baelen stierf op 8 maart 1961 en werd in Kampenhout begraven.

8. Onze parochie na Vaticanum II

Veertig jaar geleden veranderde de liturgie ingrijpend. Voortaan werden leken actief betrokken bij de eredienst. En die hoefde ook niet langer in het Latijn. De priester celebreerde nu met het aangezicht naar de gemeenschap. Het devotionele aspect van de christelijke geloofsbeleving verdween grotelijks. Gedurige aanbidding, sacramentsprocessie, rozenkrans, persoonlijke biecht ¼ zovele rituelen en gebruiken deemsterden.

Hippoliet Segers (1961 - 1974) werd de nieuwe pastoor. Onderpastoor was nog altijd Felix Devignat. Met zijn vlotte aanpak en joviale stijl was hij de geknipte man om de parochie naar die nieuwe tijd te loodsen. In 1966 werd Felix Devignat pastoor benoemd in Wakkerzeel. Historici die later de huwelijksregisters van de parochies uitpluizen, zullen er huwelijken vinden tussen inwoners van Kampenhout en Wakkerzeel. De uitleg is eenvoudig. Vierden ze toen in Wakkerzeel feest, dan waren de Kampenhoutenaren er steevast te gast. En van het ene kwam het andere.

De bedetocht

De Onze-Lieve-Vrouwprocessie werd verplaatst van de quatertemperdag (de woensdag na Pinksteren) naar pinkstermaandag. De door de eeuwen gegroeide barokke aankleding verdween. Ze evolueerde naar een sobere bedetocht langsheen de kapellen en haltes die eeuwenlang werden aangedaan: Kampelaar en Langestraat, de Boortmeerbeekse Hoek, het Pachthof, Relst Heide, St.-Jozef Relst, Terloonststraat, Wildersedreef, Ruisbeek en Kerkstraat.

De groeiende inbreng van de leken

De laatste Kampenhoutse onderpastoor was pater D. Decock. Hij kon een groep catechisten rond zich scharen en bouwde de catechesewerking uit. Hij was sterk geïnteresseerd in de geschiedenis van onze parochie. Handgeschreven 16e-eeuwse Latijnse teksten hadden voor hem geen geheimen. Hij werd in 1971 benoemd tot pastoor in Nederokkerzeel.

Pater norbertijn Kris Heylen was pastoor van 1974 tot 1991. Zijn huishoudster Minneke D'eer richtte het O.-L.-Vrouwkoor op en was de bezielster van Ziekenzorg. Zij waren de laatste bewoners van de pastorij. Paul Gauchez, toenmalig pastoor van Berg en later deken van Erps, nam als administrator vlot de parochietaken over. Tot op 1 september 1995 pater Bert Vanneuville benoemd wordt tot pastoor van Kampenhout.

 

 

Het eeuwenoude processievaantje met onderaan de vaak geciteerde aansporing:

Comt al naer Campenhout de moeder Gods vereeren: Sy sal door 't heyligh cruys het quaet van u afkeeren.

 

 

 

 

Er is een lange weg afgelegd sedert bisschop Burchard van Kamerijk in 1125 die oorkonde ondertekende. Heel wat sporen zijn achtergelaten, archiefdocumenten, het Mariabeeld, gedachtenisprentjes, verhalen van parochianen ¼ In de dorpskern getuigen monumenten van de Kampenhoutse geschiedenis. Elk heeft zijn eigen verhaal. De kleine pastorij van pastoor Petrus Nicolai bewijst hoe Kampenhout zich herstelde van de godsdienstoorlogen en de pestepidemie. De statige pastorij uit 1755 getuigt van een welvarende parochie. Het neogotische kerkgebouw, het 18e-eeuwse orgel .. het hele patrimonium herinnert aan de 880 jaren bewezen geschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouwparochie van Kampenhout.

Geraadpleegde bronnen en literatuur

Bronnen

  • Aartsbisschoppelijk Archief Mechelen (AAM)
  • Parochiebundels Kampenhout
  • Fonds Episcopalia: mgr. De Wachter
  • Geschiedenis van Kampenhout, 1901, 52 p. Anoniem handschrift, geschreven op vraag van kardinaal Goossens
  • Archief O.-L.-Vrouwparochie Kampenhout (APK)
  • Rekeningen kerkfabriek 18e, 19e en 20e eeuw
  • Ledenlijsten Broederschappen en Congregatie van Maria Register van goederen O.L.V. Campenhout, 1809 en 1830
  • Pastoor Van Baelen, Ad memoriam Campenhout O.L.V., 2 schriften (mei 1935 - januari 1961)
  • Pastoor Van Baelen, Eenige nota's over Kampenhout (een studie van de parochieregisters)

Basiswerken voor de geschiedenis van Kampenhout

  • Jos Lauwers, Geschiedenis van Groot-Kampenhout, 1993.
  • Jan Verbesselt, Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, dl. XI, Pittem, 1972.
  • Alphonse Wauters, Histoire des environs de Bruxelles, dl. 2, Bruxelles, 1855.

Bibliografische referentie

Volgende boeken of tijdschriftenartikelen geven meer gedetailleerde uitleg over onze parochie of refereren naar het tijdskader.

  • Het belastingscohier van 1686, in Eigen Schoon en De Brabander, jg. LXXI, juli 1988.
  • Camiel Croon, De pest te Kampenhout, in "Hogt", 5e jg., nr. 1, Haacht, 1990.
  • Camiel Croon, Pastoor Clicteur en WO I, in Tijdschrift gidsenbond Midden-Brabant, 1998, herfstnummer.
  • Edward De Maesschalk, Overleven in revolutietijd. Een ooggetuige over het Franse Bewind, Leuven,Davidsfonds, 2003. Het dagboek van Jan-Baptist Hous.
  • Jan De Mayer, De schatkamers van KADOC ¼ een caleidoscoop van religie en samenleving in Vlaanderen.
  • Bram Delbecke, Naar een nieuwe tijd. Het afscheid van de traditionele Weltanschauung bij katholieke intellectuelen en kunstenaars (1891-1909), Leuven, KUL, scriptie licentiaat geschiedenis, 2002.
  • Geloven in het verleden. Studies over het godsdienstig leven in de vroegmoderne tijd, aangeboden aan Michel Cloet, Leuven, Universitaire Pers, 1996.
  • Neogotiek in de boekenkast, catalogus bij de tentoonstelling in de centrale bibliotheek van de KULeuven, 6 november - 20 december 1997.
  • Het nijvere Relst (1898-1998) 100 jaar Sint-Jozefparochie, Kampenhout, Artoos, 1998. Onderzoek kerken in neostijlen in Vlaanderen, in Nieuwsbrief KADOC, 2003, nr. 5. M. Piot, Buken en zijn verleden (1687-1987), Winksele, 1987.
  • Eddy Put en Craig Harline, Verloren schapen, schurftige herders. De helse dagen van bisschop Matthias Hovius (1542-1620), Leuven, Davidsfonds, 2002.
  • Maarten Van Dijck, Een strijd om sacrale ruimte en tijd. Processies en torenschietingen in het Hageland (17e en 18e eeuw), in Trajecta, tijdschrift voor de geschiedenis van het katholieke leven in de Nederlanden, jg. 12, 2003, 1.
  • Francine Vanderick, Het kerkelijk leven in de 40 landelijke parochies van de dekenij Leuven (1598-1640), Leuven, KUL, scriptie licentiaat geschiedenis, 1977.

 

Historica Francine Vanderick snuffelde met eminent parochiekenner Camiel Croon maandenlang in boeken, archieven en parochiepatrimonium en schreef deze beknopte neerslag van hun zoekwerk. Het werd een knap gedoseerd en bijzonder leesbaar relaas, dat de verschillende fases van het Kampenhoutse verhaal perfect kadert in het grote geheel van nationale en Europese stromingen en evoluties. Het is een belangwekkende bijdrage aan de lokale geschiedschrijving, die in de komende tijd haar waarde zal bewijzen. De parochie prijst zich gelukkig met deze verrijking. Ze erkent de competentie die uit de tekst ademt, en dankt nadrukkelijk voor de inzet en bestede tijd.

 

Dit artikel is een integrale copie van de parochiegids uit september 2004

Gepubliceerd door

Federatie Kampenhout

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Hoe ondersteun je dementerenden? © Freepik
Lees meer

Ethiek van euthanasie bij vergevorderde dementie

icon-icon-evenement
Belgische jongeren - WJD Portugal 2023 © Don Bosco
readmore

Jaarrapport van de katholieke Kerk in België 2024

icon-icon-persbericht
Een gedeelde missie voor alle gedoopten
readmore

Gebedsintentie paus oktober 2024: voor een gedeelde missie

icon-icon-inspiratie

Reacties

Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw. 

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook