Aan wetenschap, wetgeving of politieke wil geen gebrek om het welzijn van dieren een rechtmatige plaats in onze samenleving te geven. Toch blijft dierenleed schering en inslag. Wat schort er dan? “Ons concept van dierenrechten zit fundamenteel fout”, verheldert Frederik Swennen, decaan van de Antwerpse rechtenfaculteit (UAntwerpen) en titularis van de onlangs opgerichte leerstoel “Dier en Recht”.
Toen vorig jaar gruwelijke beelden uit het slachthuis van Tielt menig huiskamer deden verstillen, stapte een mecenas met 280.000 euro naar de Antwerpse universiteit met een prangende vraag: fundamenteel onderzoek te verrichten naar de rechtspositie van dieren om de wetgeving steviger te onderbouwen. Dat onderzoek moet het concept van dierenwelzijn uitklaren en een algemeen leidend principe van dierwaardigheid formuleren om van het antropocentrisme in de huidige benaderingen af te raken. ‘Dierwaardigheid’ wordt een transcendent criterium, net zoals menswaardigheid binnen de mensenrechten een toetssteen is die de beoordeling van concrete personen overstijgt. “Wij maken een belangenafweging waarbij de mens niet altijd voorrang krijgt. Wij kijken naar de inherente waardigheid van het dier. Maar net daarom zal ons besluit ook soms ongemakkelijke antwoorden opleveren, die gepercipieerd worden als tegen het dierenwelzijn”, verklaart Frederik Swennen.
Lees het volledige interview deze week in Tertio. Proefnummer of abonnement? www.tertio.be