Maskerade
Het zijn moeilijke tijden voor juweliers en bankbedienden. Zij weten niet of de persoon met masker die zich aandient een overvaller of een klant is. Maskers zie je tegenwoordig in alle soorten en kleuren in de publieke ruimtes. In het jargon van de virologen heten zij ‘het nieuwe normaal’. Maar dat is het niet. In het straatbeeld is het hoogstens een bescherming in abnormale tijden en dus ook van voorbijgaande aard. In Aziatische landen geldt er meer een cultuur en gewoonte van afstand houden, en daar komen mondmaskers vanzelfsprekender over. Niet zo bij ons. Wie zijn gelaat wegsteekt achter een bedekking, heeft iets te verbergen. Hij wekt argwaan. In de westerns van weleer droeg de ‘slechte’ een masker voor neus en mond. De ‘goede’ speelde met open vizier.
De achttiende eeuw staat bekend voor het dragen van maskers door de decadente aristocratie. Denk aan de gemaskerde bals (bal masqué) in de salons van het Franse hof met hun achterdocht en intriges. Het tekent het beeld van een samenleving die zelf toneelspel geworden was en waarin iedereen een rol speelde, ervan bewust dat de anderen hetzelfde deden. Maskeraden waren ook de grote carnavals die de hele stad Venetië gek maakten, en waarin iedereen een personage speelde dat hij niet was. En dichter in de tijd bij ons herinneren wij ons de bezetting van de Krim in 2014 waarbij gemaskerde groene mannen optraden, die eigenlijk vermomde Russische soldaten waren.
Eigen aan een masker is dat het geen gelaatsexpressies toelaat. Het toont één verstarde uitdrukking, één gezicht waarachter zich het echte gelaat verbergt. Het boezemt angst in of wekt hilariteit op, maar zelf blijft het gesloten. Het is niet bereid om de blik van een ander toegang te geven tot wat achter het masker schuilgaat. Het laat geen tweerichtingsverkeer in de ontmoeting toe. Terwijl het gelaat dat wij elkaar te zien geven ten volle herkenbaar maakt wie we zijn en wat onze bedoelingen zijn. Het zegt ook dingen die woorden of gebaren niet kunnen uitdrukken. Het toont onze vreugde en ons geluk, maar ook ons leed en verdriet, onze angst en hulpeloosheid. Het gelaat spreekt z’n eigen onvervreemdbare taal. Het maakt ons tot de mens die we zijn.
In de tragediespelen uit de Griekse oudheid werden ook maskers gedragen. Het Griekse woord voor masker is prosoopon. Ons woordje ‘persoon’ stamt ervan af. Dat masker zette de speler op voor zijn rol in het theater. Het maakte hem tot een personage. Ook wij noemen ons personen, maar dan niet meer in de betekenis die dit woord in de Griekse theaterwereld had. Als persoon spelen wij geen rol, maar zijn wij onszelf en wensen in die eigenheid ook gerespecteerd te worden. Datzelfde respect voor ieders integriteit als persoon zijn wij op onze beurt verschuldigd aan de anderen om ons heen, ongeacht wie of hoe die ander is.
Het joodschristelijke geloof gaf er een unieke benaming aan: als personen zijn wij elkaars ‘zusters’ en ‘broeders’, allen gelijk en kinderen van God, mensen naar zijn beeld en gelijkenis. Dat is niet een rolletje dat we even kunnen spelen. Het is onze wezensbestemming als mens. Als wij ons nu in bepaalde omstandigheden moeten beschermen met een mondmasker omwille van het coronavirus, hoop en wens ik dat dit van zeer tijdelijke aard is en geen nieuwe normaliteit. Dan verbergen we immers een wezenlijk deel van wie we zijn achter een façade. En wie wil dat?
Jos Houthuys