Daaruit worden we weggeroepen: Keert tot Mij terug met heel uw hart. Ja, heel ons hart, want door het bewonen van het land van onze zelfgenoegzaamheid, is ons hart verdeeld, worden wij dubbelhartig, krijgen we zelfs een hart van steen – afgesloten – zonder toegang. Die terugkeer herstelt en geneest zowel onze relatie met God als met de medemens en onszelf. In ons christelijke taalgebruik is het woord 'boete' verbonden met de vastentijd. Boeten is herstellen, helen, bijeenbrengen wat uit elkaar ligt.
Verzoening met God
Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb
wat ongezegd bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef
wat vruchtbaar was
en tot bloei kwam.
Alles leg ik in Uw handen.
Dit is mijn liefde.
Hier ben ik.
(Huub Oosterhuis)
De veertigdagentijd is een tijd van bewuster naar de Heer toe gaan. En waarom? Omdat Hij uitkijkt, uitziet naar ons, wacht op ons! Die beweging: Hij naar ons toe – en wij naar Hem toe. Hier ben ik, Heer. Ik ga naar God toe zoals ik ben. Huub Oosterhuis vult dat dichterlijk in: Wat ik gewild heb, wat ik gedaan heb, wat mij gedaan werd, wat ik misdaan heb, het hoort allemaal bij ons, het is zoals het is. Zo staan we voor Hem. Wat ongezegd bleef, wat onverzoend bleef, wat niet gekend werd, wat ongebruikt bleef, ook ons menselijke tekort hoort bij ons en is zoals het is. Zo komen we naar Hem toe. Wat vruchtbaar was en tot bloei kwam: de uitbloei, de weelde, de vreugde, een glimlach, een streling, een goede daad, een aanraking van Godswege, ook dat is wat het is. Alles leg ik in Uw handen. Het ligt er gewoon – open, het ligt er voor Hem en ik geef het in Zijn handen. Ik laat het los, ik geef het vrij, ik vertrouw het toe. Vertrouwvol leg ik mij in Uw handen. Dit is mijn liefde.
In de biecht krijgt dit een sacramentele gestalte: de ontmoeting met de Levende aan wie we alles mogen toevertrouwen, alles afgeven en die ons met erbarmen omarmt. Het kan veel moeite kosten om tegenover een mens onze zonden te belijden. Het doorbreekt ons imago, onze zelfverzekerdheid en brengt ons tot rouwmoed. Toch wil ik wel benadrukken hoe belangrijk het is dat wij onze zonden uitspreken tegenover de biechtvader, een mens – zwak en zondig als wijzelf zijn, maar die daar als bemiddelaar zit, als doorvaart van Gods erbarmen.