De zondagen van de veertigdagentijd zijn als de knopen van een gebedssnoer die ons langsheen het kruis met Jezus binnenleiden in het paasmysterie.
Als het paastriduüm en de daarop volgende vijftig dagen het lichtend middelpunt zijn van het liturgisch jaar, dan is de veertigdagentijd de tijd die de geest en het hart van de christenen voorbereidt op een doorleefde viering van het paastriduüm. Het is ook de tijd van de laatste voorbereiding van de catechumenen die in de paaswake zullen worden gedoopt. Hun weg dient te worden begeleid door het geloof, het gebed en het getuigenis van heel de kerkgemeenschap. De Bijbellezingen van de veertigdagentijd vinden hun diepste betekenis in hun verhouding tot het paasmysterie waarop zij ons voorbereiden.
Het leesrooster vermeldt voor de eerste twee zondagen van de veertigdagentijd de evangelieverhalen over de bekoring en de gedaanteverandering van Jezus. De lezingen uit het Oude Testament hebben betrekking op de heilsgeschiedenis, vanaf het begin tot aan de belofte van het Nieuwe Verbond. De tweede lezing uit de brieven van de apostel Paulus is telkens zó gekozen, dat zij aansluit bij de lezingen uit het evangelie en uit het Oude Testament.