Flor Brondeel viert dit jaar z’n gouden priesterjubileum: op 5 juli 1969 werd hij tot priester gewijd. Een ideale gelegenheid om met hem even over verleden, heden en toekomst te praten!
Hoe het allemaal begon en groeide
Komende uit de klassieke humaniora in het college in Oudenaarde, voelde ik op 18jarige leeftijd geïnspireerd door diverse voorbeeldfiguren in het college de roeping om priester te worden. Ik studeerde twee jaar in Mariakerke/Drongen en deed mijn legerdienst tijdens mijn tweede jaar theologie, samen met seminaristen uit heel Vlaanderen. Het zou de eerste van vele ervaringen zijn, die mijn wereld wat openbraken: het verruimde mijn blikveld. Na de verdere opleiding werd ik priester gewijd in 1969, we waren met 17 nieuwe wijdelingen dat jaar! Ik werd niet direct op een parochie benoemd, maar kreeg de kans om in Leuven nog verder te studeren. Ik behaalde het licentiaat in de morele en religieuze wetenschappen, en ben doctorandus in de theologie. Een stevige basis om nadien in de pastoraal te staan. Ik bewaar goede herinneringen aan de lessen van dominicaan Walgrave en onze latere kardinaal Danneels, van wie ik sacramententheologie kreeg. Dat ik vanaf mijn studietijd altijd ook veel gereisd heb, heeft zeker ook geholpen om een heel brede kijk op de wereld te hebben. Ik was in Azië, Afrika en Zuid-Amerika: ik leerde er mensen kennen, met wie ik tot op de dag van vandaag nog steeds contact heb. Spreken met hen, hun manier van leven leren kennen : dat helpt me zeker om vandaag in de multiculturele en multireligieuze stad als Gent met openheid in dialoog te gaan met onze stadsgenoten.
Kennis doorgeven
Op 28-jarige leeftijd kreeg ik mijn benoeming om les te geven in de normaalschool in Sint-Niklaas: in de opleiding van de regenten gaf ik godsdienst, didactiek en catechetiek. Daar met die jonge mensen omgaan, hen over geloof en bijbel vertellen, en met de grote diversiteit in de groepen leren rekening houden en hun gesprekken modereren: het heeft me véél geleerd voor mijn latere werk in de parochies ! Zeven jaar stond ik in Sint-Niklaas, ondertussen was ik weekendonderpastoor in Bambrugge en Burst. Ook daar kreeg ik met jeugd te maken, onder andere in de KSA. Een schone tijd! Ook in de normaalschool van Ronse, waar ik nadien benoemd werd, deed ik verdere ervaring op. Ik trok onder andere regelmatig met jongeren naar Taizé: de figuur van Roger Schutz vind ik nog altijd een erg inspirerend man ! Mijn eerste echte parochie als pastoor was Zulzeke: ik leerde er de smaak kennen van het pastorale werk in de parochie… en ik dacht : ‘hier blijf ik mijn hele leven’. Maar het bisdom besliste er anders over, en benoemde me als pastoor-deken van Ronse. Terwijl ik dus eigenlijk afkomstig was van de landelijke Vlaamse Ardennen, uit een landbouwersgezin, belandde ik van bij het begin van mijn carrière in steden… en ik voelde me er gelukkig ook direct thuis. Want na Sint-Niklaas en Ronse, kwam dan de laatste stap: naar Gent. In 1998 benoemde bisschop Luysterman me in het dekenaat Gent, waar ik aan een heuse vernieuwingsoperatie moest beginnen. Lange tijd had het kerkelijke leven hier kunnen voortbouwen op een oude solide basis… maar stilstaan was in de veranderende maatschappij niet langer houdbaar. Ik werd pastoor in de Sint-Elisabethkerk, en kon – na een korte tussenstop in het Sint-Lievenscollege – gaan wonen op de Predikherenlei. Zeven jaar later werd ik deken van het grotere dekenaat Gent (Centrum, aangevuld met Noord): 54 parochies ! Het werd een tijd van verbinden en opbouwen, van zoeken naar nieuwe inspiratie en herbronnen voor de toekomst. Het bleek de ideale leerschool te zijn voor wat later nog zou volgen, toen het hele bisdom in herstructurering terecht kwam: we hadden in Gent immers al geleerd om samen te werken, in collegiale verbondenheid. Toen ik éénenzeventig werd, stopte ik als deken, maar uiteraard bleef ik wel pastoor in Gent-Centrum. Onder andere de Sint-Niklaaskerk ligt me nauw aan het hart ! Ik word telkens getroffen door de ongelofelijke verticaliteit van de gothiek: die trekt je letterlijk omhoog, naar God toe. Kunst, architectuur en muziek kunnen me zowiezo altijd bekoren… da’s één van de grote voordelen om in de stad te wonen en te werken: je krijgt zoveel kansen om schoonheid te zien ! De muziek van Händel beluisteren in een mooi kerkgebouw, da’s een heel intense beleving.
Terwijl de boer slaapt…
Als ik zou moeten omschrijven wat het overheersende gevoel is na deze 50 jaar priesterschap, dan zeg ik zonder aarzelen: geluk ! Ik heb altijd als motto gehad: ‘als de boer slaapt, ontkiemt het graan’. Wanneer je met een dergelijke ingesteldheid in het pastorale werk staat, besef je maar al te goed dat je slechts een medewerker bent, dat jij wel de impuls kunt geven, en door je oprechtheid tot voorbeeld kan zijn, maar dat het uiteindelijk allemaal in Gods handen ligt, en aan de inspiratie van de Geest te danken is dat het zaad kan kiemen. Kunnen samenwerken met collega-priesters en kunnen terugvallen op een fijne vriendenkring, is zeker ook een meerwaarde in mijn pastoorsleven: leven in verbondenheid met velen is een goed wapen tegen eenzaamheid. Mijn dagelijks gebed doet me leven vanuit de Bron: ik vind er inspiratie en kracht, om van daaruit met mensen om te gaan, en samen aan Gods kerk te werken.
Vernieuwing in de kerk
Dat ik als bestuurder in het onderwijs diverse fusies van scholen meemaakte, komt me nu goed te pas als ervaring, wanneer we aan herstructurering in de kerk werken. Ik leerde immers al in het onderwijs dat elke vernieuwing gemengde gevoelens met zich meebrengt: men voelt wel de noodzaak van verandering en vooruitgang, maar er zijn ook altijd tegenkrachten die de vernieuwing willen tegenhouden. En toch zal het niet anders kunnen, dan dat de kerk zichzelf altijd weer vernieuwt ! Alleen is lange tijd niet goed duidelijk geweest hoe die vernieuwing eruit zou zien: we voerden zelfs een gedegen onderzoek met een externe professionele partner, om ons te helpen zoeken naar de nieuwe vorm van de Kerk in Gent. Het werd ons niet altijd in dank afgenomen, dat we zo voortvarend en open durfden te zoeken… Het is echter een houding die ik reeds op het seminarie meekreeg: kritisch én loyaal zijn. Loyaal en solidair met de Kerk en haar diocesane hiërarchie en het beleid, maar ook kritisch en onderzoekend blijven: dat is volgens mij de ideale mix, die getuigt van een grote authenticiteit. Vergeet niet: ik zat op het seminarie in het beruchte jaar 1968, en leerde daar al om kritisch na te denken. We hadden véle idealen in die jaren ’60, over de grotere verantwoordelijkheid voor leken en de wijding van vrouwen in de kerk. Lang niet alle idealen zijn uitgekomen, ik kan alleen maar hopen dat er in de komende 50 jaar wél barrières kunnen verzet worden. Hoe de toekomst van de Kerk er zal uitzien? Dat weet ik niet, maar dat belet me niet om toch hoopvol en met vertrouwen naar die toekomst te kijken ! Ik hoop op een paar kernen van geloof, waar mensen écht kunnen thuiskomen bij elkaar en bij God, waar ze over hun geloof kunnen praten, kunnen samen vieren en broederlijk gastvrij kunnen zijn voor de medemens in nood… Kortom: een kerk die met grond onder de voeten (een degelijke fundering in het geloof), de armen uitstrekt naar de hemel (hoopvol en open in de wereld) !
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.