Stefaan Modest Glorieux en het Franse bewind
Op 3 mei 1802, het feest van de Kruisvinding, ( volgens de legende vindt Helena, de moeder van de Romeinse keizer Constantijn in Palestina het kruis terug waaraan Jezus gestorven is) wordt Stefaan Modest Glorieux geboren in ‘ De Rode Duiventil’, een vierkantshoeve die als een machtige vesting oprijst in het golvende Westvlaamse landschap van St-Denijs bij Kortrijk. Hij is de tweede telg in het gezin van Steven Glorieux en Rosa Buyssens. Vader Steven zal 30 jaar lang burgemeester zijn van St-Denijs.
In deze periode van een snel veranderende tijdsgeest, een periode ook van normalisering na de ingrijpende Franse revolutie, kent Stefaan een onbezorgde kindertijd.
De Franse Revolutie ( 1789-1799)
De opstand van 1789 van het Franse volk dat zich onderdrukt en uitgebuit voelt door de absolute monarchie, door Kerk en adel, gaat de geschiedenis in als de Franse Revolutie. In de ochtend van 14 juli 1789 bestormt een bende revolutionairen in Parijs de Bastille, een gevangenis. De bestorming van de Bastille wordt naderhand het belangrijkste symbool van de revolutionaire gebeurtenissen.
Er wordt komaf gemaakt met het Ancien Régime, de absolute monarchie van koning Lodewijk XVI. Onder het motto ‘ Liberté, Egalité, Fraternité’ wordt een nieuw staatsbestel ingericht: de Republiek. De koning wordt afgezet en op de guillotine gebracht en macht en privileges van adel en geestelijkheid worden massaal teruggedrongen. De vrijheid van eredienst wordt aan banden gelegd, kerkelijke goederen verbeurd verklaard. Priesters moeten onder eed trouw aan de goddeloze republiek zweren.
Vanaf 1795 worden ook de zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk ingelijfd. Het vieren van de eucharistie, dopen en biechten, het moet alles clandestien gebeuren. Katholiek Vlaanderen leeft in de illegaliteit. De Franse Revolutie heeft verstrekkende en blijvende veranderingen teweeggebracht in Frankrijk en in heel Europa.
Het Concordaat
Generaal Napoleon Bonaparte grijpt uiteindelijk de macht in 1799, waardoor een eind komt aan de Franse Revolutie. Napoleon blijft een deel van het Revolutionaire gedachtengoed verspreiden, terwijl hij een zeker herstel van de Katholieke Kerk doorvoert wat resulteert in het Concordaat van 15 juli 1801, tussen paus Pius VII en hemzelf besloten. Napoleon probeert de relaties met de kerk te normaliseren omdat hij beseft dat de interne orde pas door een godsdienstvrede hersteld kan worden.
Het Concordaat dat in werking treedt op 18 april 1802, minder dan één maand vóór de geboorte van Stefaan Modest Glorieux, verzoent grote groepen katholieken opnieuw met de Staat en schenkt anderzijds de Franse regering een verstrekkende macht tot wettelijke regeling van allerlei kerkelijke activiteiten. Anderzijds kan de Katholieke Kerk zich herstellen van de zeer zware slag die de Revolutie haar heeft toegebracht. Ze wordt opnieuw een gevestigde instelling die de steun van de staat krijgt, want Napoleon richt de tot op vandaag bestaande kerkfabrieken op. Maar een almachtige staatskerk is de Kerk niet meer…
Keizer Napoleon
Napoleon Bonaparte kroont zichzelf op 2 december 1804 tot keizer in de Notre-Dame van Parijs. Op dat moment heeft hij vrijwel alle macht in handen. De titel keizer moet hem het prestige verschaffen waar hij zó op kickt. Paus Pius VII ( 1740-1823) is present bij de kroning maar is van weinig betekenis, want Napoleon kroont zichzelf. Dit ijdele keizerschap zou echter een vrij kort leven beschoren zijn…
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
In maart 1813 breekt een coalitieoorlog uit tegen Napoleons keizerrijk, een oorlog die één jaar duurt. Napoleon wordt verslagen en verbannen naar het eiland Elba. Hierop volgt het Eerste Verdrag van Parijs ( 30 mei 1814 ), een eerste stap in de herverdeling van Europa na de nederlaag van Napoleon. De vereniging van het huidige Nederland en België tot één staat, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, is hier een rechtstreeks gevolg van. Willem Frederik Prins van Oranje-Nassau wordt koning.
Na Napoleons terugkeer uit Elba in 1815 en zijn nederlaag in de Slag bij Waterloo volgt een tweede Verdrag van Parijs op 20 november 1815. Hierbij wordt Frankrijk teruggebracht tot haar grenzen in 1790, wat tot op vandaag het geval is.
Glorieux wordt priester…
De struise, sociaalvoelende boerenzoon uit St-Denijs loopt school in het Kleinseminarie van Roeselare, in 1806 door de Gentse bisschop gesticht om na de Franse tijd een nieuwe clerus voor het bisdom te bekomen. Al snel blinkt Stefaan uit in Grieks, waar hij de eerste wordt van 60 leerlingen. Hij vervolledigt zijn humaniora in St-Niklaas. De Navolging van Christus van de 15e eeuwse mysticusThomas a Kempis overtuigt hem om priester te worden. In dit boek onderstreept Glorieux: Een écht groot mens is hij die groot is in liefde.
In 1821 vat Glorieux zijn priesterstudie aan aan het Grootseminarie van Gent. Hier ligt de nadruk niet zozeer op het intellectuele aspect, dan wel op het vormen van vrome en volgzame parochiepriesters, waar het bisdom grote nood aan heeft.
St-Denijs, Glorieux’ geboortedorp, maakt deel uit van het bisdom Gent maar sinds de dood van bisschop Maurice-Jean de Broglie in 1821 blijft de bisschopszetel vacant. Reden voor deze sedesvacatio is dat Willem, Koning der Verenigde Nederlanden, inspraak wil in de benoeming en dat ziet de paus niet zitten. Dit is meteen de reden waarom Stefaan Modest Glorieux op 28 mei 1825 in Mechelen ( kapel Grootseminarie) priester gewijd wordt door Mgr. Franciscus Antonius, Prins de Mean en niét in de St-Baafskathedraal van Gent. In zijn aantekeningen lezen we dat hij voortaan wil leven voor de armen en voor allen die door het lot zijn geslagen.
…en komt naar Ronse
Op 24 juni wordt Glorieux benoemd tot onderpastoor van de St-Hermeskerk van Ronse, toen de stad van de armen genoemd omdat de linnenindustrie een grote crisis doormaakt. Van de 13000 inwoners leven er 6000 in armoede. In deken Charles-Joseph Declerck ontdekt hij een geestesgenoot als het gaat om liefde voor de arme medemens, maar een antipode als het op netheid, stiptheid en goedlachsheid aankomt. Glorieux is opgeruimd van aard, maar niet altijd even netjes op zichzelf en al evenmin stipt. Desalniettemin houdt hij het 17 jaar uit bij Declerck, terwijl andere onderpastoors maximum 3 jaar blijven! Glorieux stelt in Ronse 2 verschrikkelijke kwalen vast: de onwetendheid enerzijds, de bedelarij anderzijds.
Antonia Depoorter
Van meet af aan zal Antonia Depoortere de steun en toeverlaat zijn van Glorieux. Deze fabrikante die zelf van arme komaf is heeft haar vermogen te danken aan haar rijke stiefvader. Ze zal meermaals de schuldenlast van Glorieux op zich nemen.
Dat armen en kinderen vaak voor één jaar verpacht worden aan uitbuiters, daar kunnen Glorieux en Antonia Depoorter geen vrede mee nemen. Zij schenkt in 1830 aan Glorieux de voormalige pastorie van St-Pieter, ten behoeve van zijn liefdadigheidswerken.
Werkhuis voor Liefdadigheid
In Renaix à travers les âges schrijft Oscar Delghust in 1936: De Voorzienigheid liet in 1830 een man opstaan, begaafd met de deugden armen te beminnen, ze op te leiden en aan het werk te zetten, de eebiedwaardige priester Glorieux.
De oude St-Pieterskerk
In 1826 verkoopt de kerkfabriek van St-Hermes de oude St-Pieterskerk aan de stad Ronse en herstelt met de opbrengst het dak van de collegiale. Nadat de St-Pieter eerst slachthuis is geweest en nadien vismarkt legt Glorieux in 1830 de stad een petitie voor waarin hij vraagt om over de voormalige kerk te mogen beschikken. Met goedkeuring van Mgr. Van de Velde brengt hij er zijn Werkhuis van Liefdadigheid in onder. Hij begint er zijn spinschool voor kinderen en vangt oude en zieke mensen op. Uit het inschrijvingsregister van 1831 weten we dat er 13 armen permanent zijn opgenomen en dat er al 800 families genieten van een klein inkomen nadat ze in het werkhuis een ambacht hebben geleerd. Volgens de latere getuigenis van een Zuster verzorgt en wast Glorieux in zijn Werkplaats voor Liefdadigheid zelf de behoeftigen.
1830: ontstaan van België
Een uitvoering van de opera De Stomme van Portici van Daniel Auber op 25 augustus 1830 in Brussel is aanleiding tot georganiseerde rellen van Fransgezinde separatisten en reden van groot volksrumoer. Concreet gaat het om een gewapende opstand tegen koning Willem I der Nederlanden met de afscheiding van de zuidelijke provincies tot gevolg. Een Voorlopig Bewind roept op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid van België uit. Die onafhankelijkheid van de protestantse vorst betekent voor Glorieux de vrijheid om onderwijs in te richten. De invloed van koning Willem is sinds 1829 gaan slinken, want na 8 jaar zonder bisschop wordt in Gent eindelijk Mgr. Van de Velde aangesteld door de paus en dat zonder inmenging van de vorst. De leuze van de bisschop luidt: Een bisschop moet de kleynen van de verdrukking der grooten verlossen, een leuze die we in de 19e eeuw niet onmiddellijk verwachten. Van de Velde is hierin een geestesgenoot van Glorieux.
Een eerste Congregatie
Vanaf het begin van het Werkhuis voor Liefdadigheid zijn er een aantal medewerkers van Glorieux, mannen als vrouwen, die hun sociaal werk willen verderzetten als religieuzen. Daarom richt Glorieux in september 1830 zijn Fundatiebrief voor een congregatie van Broeders en een congregatie van Zusters aan de bisschop. Mgr. Van de Velde staat Glorieux toe voorzichtig te experimenteren met enige deugdzame jonge lieden enerzijds en met enige dochters anderzijds zonder enige schijn van kloosterlijke staat, wat volledig past in de geest van het religieuze réveil na het bewind der Fransozen.
Mgr. Van de Velde benoemt Glorieux in 1832 tot stichter-directeur van de Fratres Piorum Operum, de Broeders van Goede Werken. De goedkeuring van de Broedercongregatie zal evenwel nog op zich laten wachten tot 1835. Voor wat betreft een zustercongregatie vindt de bisschop dat Glorieux nogal veel hooi op zijn vork neemt. Eerst moet de Broedercongregatie vaste voet gekregen hebben. En inderdaad, Glorieux is doordrongen van een radicaal sociaal engagement en legt naast een non-conformisme een immense werkijver aan de dag. Tegelijk is hij weinig doordacht op financieel vlak, waardoor hij veelvuldig in aanvaring komt met het bisdom en met wereldlijke autoriteiten.
In 1833 staan Glorieux en zijn volgelingen in voor 29 ongeneeslijk zieken, voor 13 wezen, voor arme kinderen die leren spinnen, voor een liefdadigheidswerkplaats voor bedelaars en werklozen, voor verzorging van schurftpatiënten, voor een kosteloze middagschool en een zondagschool. Geen wonder dat Mgr. Van de Velde hem een duizendpoot noemt, maar ook schrijft: eer uw eerste onderneming goed vast staat begint ge een ander…
Op 19 en 20 augustus 1835 wordt uiteindelijk de Congregatie der Broeders goedgekeurd door Mgr. Van de Velde. Zes Broeders van goede Werken worden in de St-Hermeskerk ingekleed onder de geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Glorieux voegt er een extra gelofte aan toe, die van toewijding aan alle goede werken.
Koninklijke steun en de koe
De veelvuldige projecten van Glorieux brengen hem financieel gezien bijna permanent in een lastig parket. Er is de steun van Antonia Depoorter en er zijn de bedeltochten van de Broeders, maar opmerkelijk is dat ook de kersverse vorstenpaar, koning Leopold I Van Saksen-Coburg en koningin Marie-Louise van Orléans Glorieux tot driemaal toe steunen. Er is ook de liberale dokter Bourdeaud’hui die de broeders gratis geneeskundige zorg verschaft en ze aanmaant meer melk te drinken opdat ze zouden aansterken. Er zijn de ouders van Glorieux die hem hiertoe een koe cadeau doen waarmee hij 20 km stapt van St-Denijs naar Ronse…Toch zijn al deze hulpmiddelen en subsidies een druppel op een hete plaat en blijven schulden Glorieux achtervolgen, dit tot ergernis van het bisdom.
Het Modelinstituut en de draairol
In 1838 ontwerpt Glorieux het gedurfde plan van een modelinstituut in kruisvorm. Broeders en zusters wil hij er onder hetzelfde dak huisvesten, met centraal gelegen de kapel. En een draairol moet ervoor zorgen dat goederen kunnen worden doorgegeven van de ene vleugel naar de andere zonder dat beide geslachten met mekaar in contact komen.
Eens de bouw gestart volgen de broeders-metsers niet altijd goed het plan, met scheve muren en doorgezakte plafonds tot gevolg Glorieux is woedend! Na een reprimande gooit een broeder zijn troffel van colère over de stelling naar beneden… Glorieux organiseert tentoonstellingen en een loterij, want eerst geraamd op 30 000Fr lopen de kosten voor het instituut al gauw op tot 100 000Fr. Op 15 juni 1839 legt de nieuwe bisschop van Gent, Mgr. Delebecque, de eeste steen. Maar plots breekt in alle hevigheid kritiek los op het feit dat Broeders en Zusters onder één dak gaan wonen… De goedkeuring voor een vrouwelijke kloosterorde komt hierdoor op het achterplan, meer nog, het Belgisch Episcopaat wordt door de berichten verontrust en heft in 1841 het niet-religieuze genootschap der Zusters van Goede Werken op: 13 aspirant-zusters mogen behoeftigen blijven verzorgen, maar strikt gescheiden van de Broeders en zónder uitzicht op het kloosterkleed… Op 17 juni 1844 bezoekt Mgr. Delebecque het Instituut en onderwerpt het een hele dag aan intern onderzoek.
Een tweekoppig paard van Troje…
Omdat Glorieux beseft dat hij door zijn talrijke initiatieven tekort schiet inzake spirituele vorming van zijn Broeders en Zusters, raadt Pater Van De Kerckhove hem in 1843 aan om aan de bisschop medewerkers te vragen. Voor Glorieux primeert immers het apostolische werk op het geestelijk-intellectuele. In de persoon van enerzijds Angelique Bernaert en anderzijds priester Jean Colle stuurt Mgr. Delebecque Glorieux die helpers. Bernaert legt zich toe op de educatieve vorming van de kandidaat-zusters, Colle bekommert zich om de broeders. Daar waar Glorieux aanvankelijk gelukkig is om de hulp hem geboden, ziet hij al gauw de eigengereidheid van beiden in en constateert hij dat zijn eigen positie bedreigd wordt: hij heeft een tweekoppig paard van Troje binnengehaald!
Eindelijk een religieuze staat voor de vrome vrouwen…!
Doordat Glorieux vaak afwezig is omwille van zijn talrijke projecten mist de zustergemeenschap een échte leider. Dat is o.m. de reden waarom al jaren door de gemeenschap wordt gehoopt op een officieel kerkelijk statuut, maar dit statuut er maar niet komt. Desalniettemin stijgt het aantal verboden zusters van 1837 tot 1842 van 4 naar 16. Angelique Bernaert, een zelfzekere vrouw met machtige beschermheren, weet dat machtsvacuüm op te vullen. Zo komen er onder haar impuls betere materiële omstandigheden, een strakkere organisatie en een strengere afzondering van de buitenwereld. Maar belangrijker nog, er komt stabiliteit waardoor in 1845 niets de goedkeuring tot inkleding van de eerste Zusters nog in de weg staat. Op 30 oktober 1845 wordt door Mgr. aan 8 Zusters van Goede Werken het kloosterkleed opgelegd. Glorieux woont tot zijn grote blijdschap de plechtigheid bij, maar kan nog niet voorzien welk somber lot hem wacht.
Moeder Dominica en de Zusters van Barmhartigheid
Alle veranderingen qua huisvesting, persoonlijk comfort en voeding die Angélique Bernaert doorvoert kunnen de goedkeuring van Glorieux niet wegdragen omdat ze niet stroken met zijn opvattingen. Omdat zij gewag krijgt van Glorieux’ afkeuring vertrekt ze zelfs even uit Ronse. Vlak voor ze de koets richting Gent instapt sneert ze naar Glorieux dat hij de volgende zal zijn die Ronse moet verlaten! Haar afwezigheid is echter van korte duur. Bij haar terugkeer wordt Glorieux geleidelijk door haar en door Colle uit zijn beide congregaties gesloten en beiden hebben daarbij de steun van het Bisdom.
Op 15 december 1846 neemt Mgr. in hoogsteigen persoon de Geloften af van Angélique Bernaert. Onder de naam van Moeder Dominica wordt zij de eerste overste van de Zusters van Barmhartigheid, zoals Mgr. de congregatie vanaf 1846 noemt. Is Glorieux de stichter van de Congregatie, Mgr. Delebecque en Moeder Dominica hebben ze gezond en krachtig gemaakt.
Glorieux vertrekt
Van 1842 tot 1846 zal Glorieux even pastoor zijn van de St-Maartenskerk in Ronse. Het is ook de tijd waarin hij zijn Weldadigheidshoeven in Saint-Sauveur en Louise-Marie opricht, boerderijen waar arme werklozen zelf leren gewassen te kweken. Maar valselijke beschuldigingen zullen hem uiteindelijk de das omdoen en in 1848 wordt Glorieux ontslagen als Algemeen Overste van de Broeders van Goede Werken en de Zusters van Barmhartigheid. Alle goederen op zijn naam staat Glorieux op aangeven van de bisschop af aan de beide congregaties. Broeder- en Zustercongregatie zullen uiteindelijk in 1850 hun eigen wegen gaan, mede onder invloed van hun gestage aangroei.
Aangroei en uitzwerm van de Zusters van barmhartigheid
Het oud College der Oratorianen, in 1833 door Glorieux aangekocht, wordt door Moeder Dominica in neogotische stijl uitgebreid. Ze spaart daarbij de financies van de Congregatie niet. Ook de kapel wordt vergroot. OLVrouw Hulp der Christenen, patrones van de congregatie, krijgt in 1856 haar beeltenis in de kapel, evenals St Jozef. De 56 Zusters van Barmhartigheid van 1857 werken voornamelijk in het moederklooster als leerkracht of als ziekenverzorgster.
In 1854 wijken 14 zusters uit naar Den Bosch ( NL) om in de psychiatrie Reynier van Arckel werkzaam te zijn. In 1856 vertrekken 6 zusters om in Bazel het Hospitaal over te nemen. De jonge stichting heeft duidelijk onder het bestuur van Eerwaarde Vader Colle en Eerwaarde Moeder Dominica aan kracht kunnen winnen, ondanks de geldnood en organisatiemoeilijkheden van het eerste uur. In 1858 wordt Colle pastoor van Herzele. Deken Mortiers van St-Hermes krijgt zijn tevensbenoeming tot nieuwe Algemeen Directeur van de Zusters. Hoewel hij dikke vriendjes is met Moeder Dominica wordt zij in hetzelfde jaar als Algemeen Overste vervangen door Zr. M. Vincentia, tot dan Overste te Bazel. Over de geestelijke uitbouw van de Congregatie van dat moment is relatief weinig terug te vinden. Wel is vanuit de overlevering geweten dat de Zusters zeer vroom en in uiterste armoede leven, terwijl ze een grote werkijver aan de dag leggen. Er wordt in 1861 een bijhuis gesticht in Zandvliet, een bejaardenhuis in Den Bosch ( 1869), een psychiatrische instelling in Coudewater ( Rosmalen-NL- 1870), een hospice en een school in Laarne ( 1876), scholen in Nukerke ( 1877), in Berendrecht, Petit-Enghien en Zulzeke ( 1879) en een pensionaat en school in Rozenaken ( 1879). Intussen wordt Moeder Sabine in 1861 op 29-jarige leeftijd Algemeen Overste in opvolging van Moeder Vincentia. Zij waakt bovenal over het geestelijk welzijn van de Zusters en de bewoners van het Instituut, waarbij zij stipte regeltucht, onderdanigheid en nederigheid hoog in het vaandel draagt. Ondanks het advies van Mgr. Bracq om in 1873 een andere Algemeen Overste te kiezen wordt de innemende Moeder Sabine herkozen. Nog maar heel kort zal ze Algemeen Overste blijven, want in hetzelfde jaar overlijdt ze op 41-jarige leeftijd.
L’ Institut Sainte Marie
Inzake onderwijs wordt 1869 een belangrijk jaar. Sinds 1832 hebben de Dames van het Christelijk Onderwijs in Ronse het Pensionat Sainte Marie geopend, nagenoeg op dezelfde locatie als waar zich naderhand de Zusters van Barmhartigheid zijn komen vestigen. Dat is wellicht de reden waarom aan de Zusters gevraagd wordt het Pensionnat over te nemen. Dit is allesbehalve vanzelfsprekend gezien de berooide kas van de Zusters en de ervaring binnen de onderwijssector die quasi nihil is, dit in schril contrast met de Dames van het Christelijk Onderwijs. Zr. Theodosia, Zr. Hermène ( die vanaf 1876 Algemeen Overste wordt), het zijn twee drijvende krachten aan het prille begin van het pensionaat Sancta Maria, de latijnse vertaling van Sainte Marie. Later, in 1950 zal Sancta Maria uitgroeien tot een heuse scholencampus waar kleuter- lager en middelbaar onderwijs gehuisvest zijn en waar 600 leerlingen onderwezen worden.
Kanunnik Puissant en meer postulanten, zelfs uit Engeland
In 1868 vertrekt de in Ronse geboren priester Theofiel Puissant naar Engeland als reactie op een vraag van het Engelse Episcopaat om meer katholieke priesters als tegenwicht voor het Anglicanisme. Zuster Vincentia, die eerder al Algemeen Overste is geweest, volgt de betreurde Moeder Sabine op en vormt een goede tandem met Eerwaarde Vader Beyaert. Zij legt contacten met Kannunik Puissant en onder zijn impuls vinden vanaf 1875 ook Engelse postulanten de weg naar de Zusters van Barmhartigheid. Te beginnen met de Zusters Josephine en Seraphine loopt hun aantal in 1914 op tot 50! In 1881 telt de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid 150 leden en zijn er 9 nieuwe stichtingen ontstaan, waarvan 2 grote in Nederland.
Vanaf 1881 gaat het aantal postulanten nog meer in stijgende lijn, wat een aantal nieuwe stichtingen met zich meebrengt: een Hospitaal te Bilzen ( 1882), een school in Hamme en huishoudelijke zorg in het St-Antoniuscollege van Ronse ( 1885), een school in St-Martens-Latem en Ename ( 1888), een Hospice in Nukerke (1890) en een confectieschool in de Peperstraat te Ronse ( 1893). In 1894 worden op aangeven van de Gentse bisschop Mgr. Stillemans 8 Zusters van OLVrouw Onbevlekt Ontvangen van Heldergem en nog eens 4 Zusters van dezelfde orde uit Lede opgenomen in de Congregatie van de Zusters van Barmhartigheid. Ook de Zusters van OLVrouw Onbevlekt Ontvangen zijn eerder door Glorieux gesticht wanneer hij na zijn Ronsese periode in Heldergem fungeert als coadjutor van pastoor De Mayer. Na de benoeming van Glorieux tot pastoor van Smetlede ( 1866) verliezen deze Zusters hun grote bezieler en grijpt Mgr. Stillemans in door ze te laten aansluiten bij de Zusters uit Ronse.
Einde deel 1
D. Wybraeke
( bronnenvermelding volgt aan het einde van deel 2)