Deel 1
In het kader van de restauratie van het koor van de toenmalige collegiale Sint-Hermeskerk kon ook de bekende beeldengroep (Sint-Hermes te paard met de geknechte duivel) boven het Sint-Hermesaltaar niet onverlet gelaten worden. De nis en de beelden bevonden zich trouwens in een vervuilde toestand, zoals blijkt uit onderstaande archieffoto (genomen op 15 oktober 2008).
Op 29 augustus 2010 kon het schitterend gerestaureerde koor en transept (door de toenmalige aartsbisschop van Mechelen-Brussel Mgr. A.J. Léonard) ingehuldigd worden. Helaas kon de beeldengroep boven het Sint-Hermesaltaar niet integraal teruggeplaatst worden. Het monumentale paard bevond zich in een dermate aangetaste toestand dat het noodgedwongen, in afwachting van zijn grondige restauratie, tijdelijk door een simulatie vervangen moest worden.
Na langdurig overleg en grondig onderzoek kon eindelijk tien jaar later, vrijdag 21 augustus 2020, het gerestaureerd en deels vernieuwd paard van Sint-Hermes zijn thuishaven (intussen tot Basiliek gepromoveerd) hervinden.
Tijdelijk werd het opgesteld in de H. Drievuldigheidszijkapel waar het zaterdagmiddag 22 augustus 2020 aan de pers werd voorgesteld en sindsdien tot zijn definitieve plaatsing korte tijd door de getrouwen en de bezoekers kan bewonderd worden. Voor alle duidelijkheid werd ook de niet meer te behouden, vermolmde romp tentoongesteld.
Op het persmoment gaf de secretaris van de Kerkfabriek van Sint-Hermes, de heer Jacques Van Gyseghem, volgende, eerste toelichting, onder de veelzeggende titel ‘De lijdensweg van het paard van Sint-Hermes’:
Tijdens de restauratiewerken in 2009-2010 van de toenmalige collegiale St.-Hermeskerk, werd de Sint-Hermesbeeldengroep gerestaureerd door restaurateur Ruben Willaert uit Sijsele.
De werken omvatten zowel de herstelling van de houten drager als de polychrome afwerkingslagen van het St.-Hermesbeeld, het paard en de duivel. De opties uit het dossier resulteerden uit de bevindingen van het vooronderzoek, opgemaakt door het studiebureau L. De Clercq uit Antwerpen.
Bij de demontage bleek echter dat het paard in een veel slechtere toestand verkeerde dan was vastgesteld in het niet-destructieve vooronderzoek. De romp, gehouwen uit een volledige boomstam, was aangetast door bruinrot. Bruinrot of kubusrot breekt de cellulose in het hout af, waardoor het hout scheuren vertoont in een vaak kubusvormig patroon.
Om de stevigheid van de romp te blijven waarborgen werd door de Kerkraad beslist om opdracht te geven aan het studiebureau Bressers uit Gent om een bijkomend dossier uit te werken. Bij de opmaak van het dossier ging men er vanuit dat de buitenste schil uit 7 à 8 cm gezond hout bestond. Na de versteviging van de romp door consolidatie zou men kunnen overgaan tot de reconstructie van het paard.
In 2018 werd de gunstigste offerte afgeleverd door IPARC, een bedrijf gespecialiseerd in conservatie en restauratie van kunstvoorwerpen. Door gebruik te maken van röntgenfotografie werd vastgesteld dat de bruinrotaantasting zich had doorgezet in de gehele romp.
Uiteindelijk werd aan de firma Tri Consult uit Lummen gevraagd om een stabiliteitsstudie uit te voeren, in de hoop de historische romp nog te kunnen recupereren.
Na uitgebreid overleg met Erfgoed, het studiebureau Bressers en het Stadsbestuur besliste de Kerkraad op 16 februari 2020 om een nieuwe romp te laten beeldhouwen.
We hoopten u vandaag eindelijk de verenigde beeldengroep in zijn hoge nis te mogen voorstellen. De lijdensweg van het paard van onze Patroon duurt nog even voort. De verantwoordelijke van de gespecialiseerde firma (Mobull, Zaventem) die instond voor het vervoer van het paard, kon de delicate plaatsing niet uitvoeren wegens opname in het ziekenhuis. De gedwongen tussentijd kunnen geïnteresseerden enkele weken benutten om het beeld van nabij te bewonderen.
(vervolgt)
M. T’Joen
Deel 2
- Technisch verslag -
Jacques Van Gyseghem - secretaris Kerkfabriek
Evelyne Dykmans -IPARC
Master conservatie en restauratie polychromie-hout
Andre Bellinck - voorzitter Kerkfabriek
Foto: Milo Van Driessche
Atelierfoto’s: Evelyne Dykmans en Peter Taeymans - IPARC
(International Platform for Art Research and Conservation)
Voor de toenmalige collegiale Sint-Hermeskerk is dinsdag 25 maart 2008 een belangrijke datum in de geschiedenis van de huidige Sint- Hermesbasiliek. Deze datum verwijst naar de opening van de aanbesteding voor de eerste grote binnen-restauratie in de naoorlogse periode. Het dossier omvat immers de restauratie van een deel van het interieur van de collegiale Sint-Hermeskerk te Ronse, meer bepaald het koor, de dwarsbeuk en sacristie. Tijdens deze restauratie worden eveneens de houten bekroning van de zijaltaren, de beeldengroep van de Sint-Hermestribune en de beelden op de vieringpijlers opgefrist door een afzonderlijk aangestelde restaurateur.
In 2008-2009 werd de St.-Hermesbeeldengroep onder handen genomen door Ruben Willaert bvba (Bloemisterijstraat 6 te 8340 Sijsele-Damme). De werken omvatten zowel de herstelling van de houten drager als de polychrome afwerkingslagen van het Sint-Hermesbeeld, het paard en de duivel. De opties in het dossier resulteerden uit de bevindingen van het vooronderzoek, opgemaakt door het studiebureau L. De Clercq uit Antwerpen. De beelden van zowel de heilige Hermes als de Duivel werden gerestaureerd zoals het bestek voorzag. De polychromie van Sint-Hermes werd teruggebracht naar de voorgaande afwerking laag en de Duivel werd volgens zijn huidige kleurstelling geconserveerd.
Tijdens de demontage van de beeldengroep bleek echter dat het paard in veel slechtere toestand verkeerde dan was vastgesteld bij het niet-destructieve vooronderzoek. Bruinrotaantasting ([1]) is aan het oppervlak onzichtbaar, waardoor de vorm van de schade tijdens het vooronderzoek en dus ook bij de opmaak van het dossier niet gekend was. Om de schade veroorzaakt door bruinrot te verhelpen is een diepgaande consolidatie ([2]) noodzakelijk. Het paard werd gedemonteerd in zeven delen, namelijk de romp, het hoofd, de staart en de vier benen. De romp en een deel van het hoofd vertonen bruinrot-aantastingen. De vier benen zijn zwaar aangetast door houtworm. De romp, gehouwen uit een massief samengestelde houten blok, is helemaal van binnenuit door bruinrot aangevreten. De mate waarin het hout aangetast was, kon men zonder verder onderzoek moeilijk achterhalen.
Gedurende de werkzaamheden wordt beslist om binnen het lopende restauratiedossier de afwerking laag van het paard terug te brengen naar een vorige fase, zoals uitgevoerd bij het St.-Hermesbeeld. Tijdens de consolidatie worden de verschillende verflagen aan elkaar gebonden, waardoor een latere vrijlegging tot een vorige polychrome afwerking laag moeilijk wordt.
De beelden van de beeldengroep dateren uit verschillende perioden ten gevolge van beschadigingen en herstellingen. Het Paard van Sint-Hermes hoort stilistisch duidelijk tot een recentere periode (achttiende eeuw). Zijn berijder, Sint-Hermes, is het oudste beeld en past proportioneel niet bij het paard. Of de Sint-Hermes ruiter en het paard samen een nieuwe overschildering kregen, werd door het stratigrafisch ([3]) onderzoek helaas niet bevestigd. Waar wel zekerheid over bestaat is het feit dat zowel de ruiter als het paard in de voorlaatste schildering samen werden behandeld. Een belangrijk gegeven is dat door de vrijlegging van de recentste afwerking laag van het paard, de beeldengroep een historisch correcter beeld zal vertonen.
De afwerking laag van de romp werd weggenomen tot de onderliggende polychromielaag. In de vorige uitvoering was de kleur van het paard dat van een schimmel, eerder licht van kleur. Na het wegnemen van de buitenste verflaag met scalpel is het uitzicht bruin gevlekt.
De restauratie van de figuren van Sint-Hermes en de Duivel verliepen volgens plan. Ook het hoofd van het paard werd onder handen genomen. Deze stukken werden in 2010 teruggebracht naar de toenmalige Sint-Hermeskerk en na een korte tentoonstelling in één van de zuidelijke zijkapellen teruggeplaatst in de tribune. De toestand van de romp van het paard was echter dermate precair, dat zich een aparte behandeling opdrong.
Het studiebureau Bressers uit Gent maakt i.s.m. Ruben Willaert een nieuw restauratiedossier op: “Herstelling van houten drager en Polychrome afwerkingslagen van het paard”. In afwachting van de goedkeuring van dit dossier worden de romp en de benen in twee afzonderlijke kisten opgeborgen en opgeslagen in het vroegere secretariaat. Na verkoop van dit gebouw werden ze overgebracht naar de vroegere rouwkapel achteraan de Sint.-Hermesbasiliek.
Men gaat er vanuit dat na uitharding van de buitenschil van de romp het paard voldoende stevigheid biedt om de ruiter te dragen. Na versteviging van de romp en de consolidatie van andere onderdelen kan men dan overgaan tot de restitutie van het paard. Met nieuwe pen-gat verbindingen zou men de verschillende onderdelen van het paard vergaren en vervolgens de lacunes in de polychromie opvullen en retoucheren.
Bij de nieuwe offertes ingediend tegen 13 juli 2018 werd de gunstigste aanbieding afgeleverd door IPARC (International Platform for Art Research and Conservation.
Na ongeveer 10 jaar mochten romp en benen opnieuw het daglicht zien. Wat we niet weten is in hoeverre in deze periode de aftakeling van het gezonde hout verder is doorgegaan. De romp van het paard wordt nu als het ware in zijn vorm gehouden door de stevigheid van de buitenste schil. Het overige hout van de romp is houtmassa geworden zonder structurele of verstevigde functie. Men dacht om 7 tot 8 cm van het houtoppervlak van de romp te kunnen consolideren.Oorspronkelijk was de romp van het paard ondersteund door één stalen paal. Het is moeilijk te vatten dat de romp onder het gewicht van paard en ruiter het niet heeft begeven.
Voorafgaande aan de start van de werken werd door IPARC een onderzoek uitgevoerd naar de ernst van de aantasting. Door o.m. gebruik te maken van röntgenfotografie is vastgesteld dat de bruinrotaantasting zich had doorgezet in de gehele romp. Het wordt duidelijk dat de technische bepalingen van het lastenboek niet meer haalbaar zijn. Na het verwijderen van het aangetaste hout bedraagt de overblijvende schil ten hoogste nog slechts 5 cm, op bepaalde plaatsen zelfs minder. In samenspraak met de firma Tri Consult te Lummen werd een stabiliteitsstudie uitgevoerd. Het doel van deze studie was na te gaan of de oorspronkelijke functie van de romp nog behouden kon worden.
In de nota ”Evaluatie behandelingsvoorstel romp” van IPARC werd beschreven hoe de structurele draagkracht in het gedrang komt, in het bijzonder de bevestiging van benen en hoofd en de draagkracht van de romp voor de ruiter. Eén van de denkpistes is om de romp van het paard te verstevigen door het toevoegen van ribben in de binnenzijde, verspreid over de volledige lengte van de romp. In de ribben kunnen openingen worden voorzien voor de bevestiging van benen en hoofd.
Na het bekijken van de verschillende mogelijkheden en na uitgebreid overleg met Erfgoed en de Stad beslist de Kerkraad (4) op 16 februari 2020 om over te gaan tot het beeldhouwen van een nieuwe romp.
De nieuwe romp werd gerealiseerd door het houtrestauratieteam van IPARC in samenwerking met sculptuur Ivo Voutov.
Deze werd vervaardigd uit een samengestelde massief lindenhouten (Tilia spec. div.) blok en weegt ongeveer 300kg. De nieuwe romp wordt beschilderd met verschillende opeenvolgende lagen polychromie (veelkleurige beschildering). Eerst wordt er een witte preparatie laag aangebracht. Deze vereffent de naden tussen de blokken en andere oneffenheden. Vervolgens wordt de volledige romp in het bruin geschilderd. Er worden meerdere transparante lagen over elkaar aangebracht om een zo levendig mogelijk resultaat te bereiken. Als laatste wordt de polychromie exact van het origineel gekopieerd. De vlekken in de vacht worden met sjablonen overgezet. En na retouche van de benen en het hoofd wordt de nieuwe polychrome afwerking getemperd zodat hij goed aansluit bij de originele delen. De verbindingen van de ledematen aan de romp worden gereconstrueerd. Door de aangetaste delen te verstevigen en aan te vullen met nieuwe houten blokken kunnen de pen- en gat verbindingen opnieuw gerealiseerd worden. De lacunes in de polychromie van de ruiter en de benen van het paard worden geïntegreerd door middel van retouches om opnieuw een homogeen beeld te verkrijgen.
De montage van het paard gebeurt door middel van een staalstructuur met twee palen. Met een steiger en takel zal het paard worden teruggeplaatst op zijn oorspronkelijke locatie in de basiliek, in de nis, onder de baldakijn. Na de plaatsing worden de laatste retouches uitgevoerd en worden de attributen geplaatst.
De oude romp werd behandeld en geconsolideerd om te voorkomen dat de aantasting zich verder verspreidt.
Om een extra dimensie te geven aan de St.-Hermestribune beslissen de leden van de Kerkfabriek (4) de oude romp van het St.-Hermespaard in de St.-Hermeskapel op te stellen.
Het is nu aan onze gidsen om het ‘mysterie van het paard’, na een lange bewogen geschiedenis van 200 à 300 jaar, uit te leggen! 1 Bruinrot breekt de cellulose in het hout af, waardoor het hout scheuren vertoont in een vaak kubusvormig patroon. Hierdoor verdwijnt de structurele samenhang van het hout, waardoor het verpulvert en de sterkte verloren gaat. Enkel het gezonde overblijvende hout kan worden behandeld.
2 Consolidatie betekent het verharden van het gezonde hout.
3 Bij stratigrafisch onderzoek worden de op elkaar liggende verflagen zorgvuldig in vakjes naast elkaar vrij gelegd waardoor een chronologische reeks van kleur en verflagen ontstaat.
Deel 3
Na de Eucharistie ter herdenking van de marteldood van onze Stadspatroon op 28.8.2020 lichtte de Voorzitter van de Kerkfabriek van Sint-Hermes, de heer André Bellinck, de geslaagde restauratie van het ‘paard van Sint-Hermes’ uitvoerig en aansprekend als volgt toe:
Namens de Kerkraad hartelijk welkom in de Basiliek dichtbij het Sint–Hermesaltaar waaraan een lange geschiedenis is verbonden die teruggaat tot het begin van de 16de eeuw. Meer precies in 1505 wanneer het zuidertransept van de gotische kerk werd gebouwd, bestemd om plaats te bieden aan een altaar met beeldengroep en een nis waarin het schrijn met de meest prestigieuze relieken van Ronse bewaard zouden worden: deze van Sint-Hermes.
We overschrijden in een eerste deel de grenzen van de tijd met een korte historiek van de beeldengroep en overbruggen vervolgens 25 maart 2008 met 21 augustus 2020, 12 jaren die onze secretaris Jacques Van Gyseghem ‘de lijdensweg van het paard’ noemde.
Hoewel we nog niet beschikken over alle gegevens werd de beeldengroep door het kapittel besteld op 30 mei 1507 bij Jan De Bruyne, een Brusselse beeldhouwer. Men specifieert dat het ruiterbeeld van Sint-Hermes gesneden moest worden in hout, 3 meter hoog met een zwaard en een commandostaf in de rechterhand. Daarnaast moest een duivelsfiguur geplaatst worden van anderhalve meter groot.
Halfweg 1510 kwam het ruiterbeeld met vertraging in Ronse aan, maar het voldeed niet meteen aan de verwachtingen van de kanunniken. Zij gaven opdracht aan beeldhouwer Borreman uit Brussel om het hoofd af te zagen en dit te vervangen door een betere versie. Tegelijk duiken naast Sint-Hermes te paard en de duivel ook voor het eerst geesteszieken op, waarvan niet duidelijk is wanneer die aan het ontwerp toegevoegd werden.
Eens het nieuwe hoofd geplaatst, moest de beeldengroep beschilderd worden. Daarvoor deden de kanunniken op 24 maart 1511 beroep op een schilder uit Enghien, een zekere Jan, met volgende preciseringen: de wapens van Sint-Hermes worden verguld met zuiver goud, de borstplaat wordt verzilverd maar met vergulde randen. Het beeld van de duivel wordt op dezelfde manier verguld. De zieken krijgen een passende kleur met gouden accenten en het paard zal grijs zijn met vlekken, of in andere kleuren die de kanunniken zullen bepalen. Geef toe, niet bepaald precieze aanwijzingen voor het latere opzoekingswerk van Eric Devos en wijlen Albert Cambier. In 1511 werd de afgewerkte beeldengroep in de daartoe bestemde nis geplaatst.
Een volgende episode brengt ons naar dag op dag 28 augustus 1566. Een groep beeldenstormers zakt na vernielingen in Oudenaarde af naar Ronse en dringt de kapittelkerk binnen. De bedlegerige baljuw Jaspar Le Lorimier wordt door zijn dochter gealarmeerd en spoedt zich op krukken naar de kerk waar een zekere Jacques Brulant -what’s in a name!- al op het altaar van Sint-Hermes geklommen is om het ruiterbeeld naar beneden te halen. De griffier kan de baljuw net op tijd een duw geven voor ruiter en paard op de grond neerstorten. Wellicht overleefde geen enkel element van die oorspronkelijke groep de beeldenstorm.
Het nieuwe ruiterbeeld van Sint-Hermes is moeilijk te dateren, ook stilistisch niet. De oudste afwerkingslaag van de heilige vertoont opnieuw sporen van bladgoud en – opmerkelijk - de beelden van Sint-Hermes en van de duivel hebben evenveel afwerkingslagen. Het gezicht van de duivel vertoont gelijkenissen met de 16de-eeuwse satermaskers (saters: Griekse mythologische wezens half mens, half bok).
We bladeren verder naar april 1853 wanneer de duivel uit zijn nis naar beneden tuimelt. De journalist van L’Echo de Renaix schrijft: ‘De oudste burger van Ronse komt zich te verongelukken. Het is bekend dat in één der Ronsese kerken boven het altaar waar het lichaam van de heilige Hermes rust, een duivel staat. Die ongelukkige duivel komt zijn neus, armen en benen te breken. Hij is er maandag rond 6.30 u. ‘s morgens door ouderdom afgevallen gelukkig zonder andere ongelukken te veroorzaken’.
Maar genoeg over de duivel, laat ons eindelijk iets vertellen over het paard, gedateerd in de 18e eeuw. Het is het jongste element van de groep en heeft dus ook minder afwerkingslagen. Daardoor is het moeilijk om de lagen van ruiter en paard aan elkaar te relateren. Men opteerde voor een historisch verantwoord kleurenpalet dat ongetwijfeld gebaseerd is op een welbepaald type paard dat de Ronsenaars voor hun heilige bedacht hadden. Het bruin-wit gevlekt paard, bereden in de Fiertelprocessie door degene die Sint-Hermes uitbeeldde, werd in de volksmond vrij vlug het ‘Sint-Hermespaard’ genoemd. Deze benaming is zeker ouder dan 1850, maar lijkt in de jaren 1930 verdwenen te zijn. Zou dit niet de meest eenvoudige verklaring zijn voor de kleuren van het paard?
We weten nog niet of het concept van een Sint-Hermespaard verband houdt met de belangrijke rol die paarden eeuwenlang tijdens de Ommegang speelden. Hoewel een bron van veel ergernis en conflicten tijdens de Fiertel, was het paard tenslotte het rijdier van de heilige én, wat ook heel belangrijk is, een exclusief Ronsisch element in diens iconografie.
Voor meer gegevens over de cultus rond Sint-Hermes of de rijke geschiedenis van onze stad in het algemeen verwijs ik graag naar de Annalen. Deze jaarlijkse uitgave van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Ronse bevat steeds een waaier van sterk gedocumenteerde en mooi geïllustreerde bijdragen geschreven door en voor Ronsenaars. Graag verwijzen we naar het ronduit schitterende studieboek van Eric Devos ‘De iconografie van Sint-Hermes tot 1500’ in december 2016 eveneens uitgegeven door de Geschiedkundige Kring, verrassende publicaties van Prof. Dr. Anne-Françoise Morel, het fotoboek van Milo Van Driessche enz...
En nu ‘in galop’ naar de recente geschiedenis. Op 25 maart 2008 startte de toenmalige Kerkfabriek onder voorzitterschap van Hedwin Rubbens met de eerste grote interieurrestauratie van de kerk in de naoorlogse periode. Het dossier omvatte meer bepaald de restauratie van het koor, dwarsbeuk en sacristie. Ook de beeldengroep van Sint-Hermes was daar een onderdeel van.
Volgens de opties van het vooronderzoek en conform de planning restaureerde Ruben Willaert uit Sijsele-Damme in 2008-2009 Sint-Hermes en de duivel. De polychromie van de heilige werd teruggebracht naar de vorige afwerkingslaag en de duivel behield zijn huidig kleurenpalet. Bij de ontmanteling van het paard bleek de romp zwaar aangetast door bruinrot. Bruinrot, ook wel kubusrot genoemd, wordt veroorzaakt door een schimmel en is niet zichtbaar aan de oppervlakte. Het tast ondertussen wel de structurele samenhang van het hout aan waardoor het uiteindelijk verpulvert.
Enkel een langdurige consolidatie, dit is het verharden van het gezonde hout, zou de romp, door de stevigheid van de buitenste schil, in vorm kunnen houden. Aanvankelijk dacht men een schil van 7 tot 8 cm dik te kunnen consolideren, maar het zou uiteindelijk veel minder worden.
De restauratie van Sint-Hermes, de duivel en het hoofd van het paard verliep volgens plan. De gerestaureerde stukken werden in 2010 teruggebracht naar de toenmalige Sint-Hermeskerk en na een korte tentoonstelling in één van de zuidelijke zijkapellen teruggeplaatst in hun altaarconstructie.
De toestand van de romp bleek dermate precair, dat een aparte behandeling zich opdrong. In overleg met Ruben Willaert werd door studiebureau Bressers uit Gent een nieuw restauratiedossier opgemaakt specifiek voor de romp. Men oordeelde dat de buitenschil na uitharding voldoende stevig zou zijn om de ruiter te dragen en men uiteindelijk toch zou kunnen overgaan tot de reconstructie van het paard, mits het aanbrengen van nieuwe pen-gat verbindingen.
De pas sedert oktober 2018 nieuw samengestelde Kerkfabriek bouwde ondertussen verder op het werk van haar voorganger en vertrouwde op 20 december 2018 (Notulen, punt 6) de opdracht toe aan Evelyne Dykmans en Peter Taeymans van IPARC (International Platform for Art Research and Conservation). Kort daarna verlieten twee kisten, een grote met daarin de romp en een tweede, iets kleiner met de vier benen van het paard, de Basiliek om na meer dan 10 jaar opnieuw het TL-licht te zien in Kampenhout.
De aantasting van de romp had zich echter doorheen de jaren flink doorgezet en uit een bijkomende stabiliteitsstudie door Tri Consult in Lummen bleek dat de structurele draagkracht van het geheel met de romp als centrale verbinding tussen hoofd, vier benen en ruiter sterk in het gedrang zou komen.
Ernstige twijfels bij de duurzaamheid van alternatieve oplossingen leidden tot een fundamenteel overleg tussen de Kerkfabriek, de Stad, Erfgoed, Studiebureau Bressers en IPARC. Dit resulteerde op 16 februari 2020 uiteindelijk in de unanieme beslissing om over te gaan tot het beeldhouwen van een nieuwe romp.
Deze werd uit een massief lindenhouten blok vervaardigd en weegt meer dan 300 kilogram. Het totale gewicht van romp en ruiter vereiste daardoor noodzakelijke aanpassingen aan de houten ondersteuning waarop het paard wordt bevestigd.
Genoemd naar Fiertelzondag, dag van de Grote Ommegang, kan je het resultaat van dichtbij bewonderen in de Heilige Drievuldigheidskapel. Daar schittert het paard als een jong veulen voor de belangstelling in wat ondertussen de Sint-Hermesbasiliek geworden is, hart van de mooi heraangelegde ‘Vrijheid’.
Om een extra dimensie te geven aan het St.-Hermespatrimonium besliste de Kerkraad vervolgens om de oude romp van het St.-Hermespaard toch te consolideren om verdere aantasting te voorkomen. Hiermee beklemtonen we niet alleen ons respect voor dit waardevol erfgoed, maar maken tegelijk duidelijk dat de oude romp een stabiele en duurzame verbinding tussen ruiter, hoofd, staart en benen van het paard niet kon garanderen.
Na 12 lange jaren herenigen wij weldra het beeld van de patroonheilige van onze stad met ‘zijn paard’. Dit is meer dan een administratief sluitstuk van de eerste fase in de binnen restauratie van de Basiliek. Het betekent ongetwijfeld een emotioneel moment voor onze Dragers, jong en oud, die het ruiterbeeld in hun logo hebben.
Het wordt tijd om u allen te danken. Jullie enthousiaste inzet en betrokkenheid, samenwerking en volharding bezorgen niet alleen de Basiliek of de cultus rond Sint-Hermes of de uitstraling van onze Sint-Hermesstad, maar aan alle Ronsenaars een uitzonderlijk mooi en blijvend geschenk.
Overtuigd dat ruiter en paard vanaf de hoge Sint-Hermestribune blijven waken over het welzijn van onze stad en haar bewoners draaien wij dankbaar een bladzijde om in de verdergaande restauratie van onze dierbare Basiliek.
André Bellinck, Voorzitter Kerkfabriek van Sint-Hermes
Deel 4
Het laatste woord over deze al veel besproken restauratie geven we – met veel waardering - aan historicus Eric Devos die ons deze te bewaren objectief historische informatie verschafte.
Hoewel we zeker niet beschikken over alle gegevens, valt er toch wel één en ander te vertellen over de beeldengroep die op 21 september 2020 weer in zijn volle glorie op zijn traditionele plaats te bewonderen is.
De bestelling van de beeldengroep werd door het kapittel geplaatst bij een Brussels beeldhouwer, Jan De Bruyne, op 30 mei 1507. Er wordt gespecifieerd dat het ruiterbeeld van Sint-Hermes gesneden moest worden in hout, met een hoogte van 3 m., en dat hij uitgerust moest zijn met een zwaard en met een commandostaf in de rechterhand. Daarnaast moest een duivelsfiguur geplaatst worden, met een hoogte van 1,5 m. Midden 1510 kwam het ruiterbeeld met vertraging in Ronse aan, maar het voldeed niet aan de verwachtingen van de kanunniken. Zij gaven opdracht aan beeldhouwer Borreman uit Brussel om de kop van het paard af te zagen en te vervangen door een verbeterde versie. Plots duiken naast Sint-Hermes te paard en de duivel voor het eerst geesteszieken op, waarvan niet duidelijk is wanneer die aan het ontwerp toegevoegd werden. Eens de nieuwe kop gerealiseerd was, moest de beeldengroep beschilderd worden. Daarvoor deden de kanunniken op 24 maart 1511 beroep op een zekere Jan, een schilder uit Enghien, met volgende preciseringen: de wapens van Sint-Hermes worden verguld met zuiver goud, zijn borstplaat wordt verzilverd, maar krijgt vergulde randen. Het beeld van de duivel wordt op dezelfde manier verguld. Deze van de zieken krijgen een andere passende kleur met gouden accenten. Het paard zal grijs zijn met vlekken, of in andere kleuren die de kanunniken zullen bepalen. Het zijn niet bepaald precieze aanwijzingen. De afgewerkte beeldengroep werd in de daartoe bestemde nis geplaatst in 1511.
De volgende episode vond plaats op 28 augustus 1566. Na vernielingen aangericht te hebben in Oudenaarde, zakte een groep beeldenstormers af naar Ronse en dringt de kapittelkerk binnen. De bedlegerige baljuw Jaspar le Lorimier, wordt door zijn dochter gealarmeerd en spoedt zich op krukken naar de kerk. Een zekere Jacques Brulant is dan al op het altaar van Sint-Hermes geklommen om het ruiterbeeld naar beneden te halen. De griffier kan de baljuw nog net op tijd opzij trekken voor ruiter en paard op de grond neerstorten.
Wellicht heeft geen enkel element van die oorspronkelijke groep de beeldenstorm overleefd. Het beeld van Sint-Hermes is moeilijk te dateren, ook stilistisch niet. De oudste afwerkingslaag vertoont echter sporen van bladgoud... De beelden van de heilige en van de duivel hebben ook even veel afwerkingslagen. Het gelaat van de duivel vertoont gelijkenissen met de 16e-eeuwse satermaskers van Cornelis De Vriendt en Hieronymus Cock. De duivel is door zijn aanwezigheid alleen al, een buitenbeentje in de kerk. Dat ontsnapte niet aan onze voorouders. In 1798 luidde de koster enthousiast de klokken om de Franse bezetter uit te dagen. Dat kon hem slecht bekomen zijn, want de Fransen kwamen ter plaatse kijken wat er aan de hand was. Groot was hun verbazing toen zij de duivel, getooid met een sjerp met opschrift ‘je suis aussi citoyen moi’ naast het klokkenzeel aantroffen. In april 1853 viel de duivel uit zijn nis naar beneden. L’Echo de Renaix bericht daarover: ‘De oudste burger van Ronse komt zich te verongelukken. Het is bekend dat in één der Ronsese kerken boven het altaar waar het lichaam van de heilige Hermes rust, een duivel staat. Die ongelukkige duivel komt zijn neus, armen en benen te breken. Hij is er maandag rond 6.30 u. s’ morgens door ouderdom afgevallen zonder andere ongelukken te veroorzaken’.
Het paard wordt gedateerd in de 18e eeuw. Het is het jongste element van de groep en telt dus ook minder afwerkingslagen. Het was bijgevolg moeilijk om de lagen van ruiter en paard met elkaar te relateren. Er werd geopteerd voor een historisch verantwoord kleurenpalet van bruin-wit. Die kleuren zijn ongetwijfeld gebaseerd op een welbepaald type paard dat de Ronsenaars voor hun heilige bedacht hadden: bruin-wit gevlekt. Het werd in de Fiertelprocessie bereden door degene die Sint-Hermes uitbeeldde. Dit soort paard kreeg in de volksmond dan ook de benaming van ‘Sint-Hermespaard’. Die term is zeker ouder dan 1850, maar lijkt in de jaren 1930 verdwenen te zijn. Houdt het concept van een Sint-Hermespaard verband met de belangrijke rol die paarden eeuwenlang tijdens de ommegang speelden? Hoewel een bron van veel ergernis en conflicten tijdens de Fiertel, was het paard tenslotte het rijdier van de heilige én een exclusief Ronsisch element in diens iconografie.
Maar terug naar de recente geschiedenis. Op 25 maart 2008 werd gestart met de eerste grote interieurrestauratie van de kerk in de naoorlogse periode. De beeldengroep van Sint-Hermes was daar een onderdeel van. In 2008-2009 herstelde Ruben Willaert uit Sijsele de houten drager en de polychrome afwerkingslagen, volgens de opties van het vooronderzoek door studiebureau De Clercq uit Antwerpen. Sint-Hermes als de duivel werden zoals gepland gerestaureerd. De polychromie van de heilige werd teruggebracht naar de vorige afwerkingslaag en de duivel behield zijn huidig kleurenpalet .
Bij de ontmanteling van de beeldengroep bleek echter dat het paard in een veel slechtere toestand verkeerde dan was vastgesteld in het vooronderzoek. Het was in zijn geheel fel aangetast door bruinrot. Hierdoor verdwijnt de structurele samenhang van het hout, waardoor het verpulvert. Deze aantasting is echter niet zichtbaar aan de oppervlakte. Enkel een langdurige consolidatie kon hier toegepast worden. De romp werd na deze consolidatie in zijn vorm gehouden door de stevigheid van de buitenste schil. Aanvankelijk dacht men om 7 tot 8 cm van het houtoppervlak van de romp te kunnen consolideren, maar het zou minder worden.
De restauratie van de figuren van Sint-Hermes en de Duivel verliepen volgens plan. Ook de kop van het paard werd onder handen genomen. Deze stukken werden in 2010 teruggebracht naar de toenmalige Sint-Hermeskerk en na een korte tentoonstelling in één van de zuidelijke zijkapellen teruggeplaatst in hun altaar.
De toestand van de romp was dermate precair, dat zich een aparte behandeling opdrong. In overleed met Ruben Willaert werd door studiebureau Bressers uit Gent een nieuw restauratiedossier opgemaakt. Men ging er van uit dat de buitenschil van de romp na uitharding voldoende stevig zou zijn om de ruiter te dragen. Dan zou men eindelijk kunnen overgaan tot de reconstructie van het paard, mits het aanbrengen van nieuwe pen-gat verbindingen.
Op 13 juli 2018 werd die nieuwe opdracht toevertrouwd aan IPARC (International Platform for Art Research and Conservation) uit Kampenhout. Na 10 jaar had het verval zich echter doorgezet. Na een stabiliteitsstudie door Tri Consult uit Lummen bleek de structurele draagkracht in het gedrang te komen, in het bijzonder bij de bevestiging van poten, de kop en de ruiter. De romp van het paard kon worden versterkt door het toevoegen van verschillende ribben, verspreid over de volledige lengte van de romp. In die ribben konden openingen worden voorzien voor de bevestiging van poten en kop. Met epoxymortel zou de hechting tussen het oude hout en de nieuwe constructie verzekerd worden.
Fundamenteel overleg drong zich op, en als gevolg daarvan besliste de kerkfabriek op 16 februari 2020 om over te gaan tot het beeldhouwen van een nieuwe romp. Deze werd uit een massieve stam lindenhout vervaardigd en weegt meer dan 300 kg. Het totale gewicht van romp en ruiter vereist noodzakelijke aanpassingen aan de houten ondersteuning, waarop het paard wordt bevestigd.
De meer dan 10 jaar durende lijdensweg van het paard eindigde op 21 september 2020 wanneer de beeldenroep weer samengevoegd werd boven het altaar van de Sint-Hermeskapel.
Eric Devos