Een nieuwjaarsgeschenk!
Binnenkort keert het schilderij ‘De marteldood van de H. Stefanus’, na een wachtperiode van 10 jaar, deskundig door Bart Verbeke gerestaureerd (zie https://atelierbartverbeke.be/), naar de Sint-Hermesbasiliek terug. We feliciteren de Kerkfabriek van Sint-Hermes om zijn volharding ook in dit dossier. Bij deze gelegenheid licht Voorzitter André Bellinck de weldra herenigde werken van Ronsenaar August Delfosse voor ons toe.
De werken van August Delfosse in de Basiliek
De basiliek bezit momenteel drie werken van August Delfosse, geboren te Ronse op 28 februari 1832. Vanaf zijn prille jeugd gaf hij blijk van een uitzonderlijke aanleg voor tekenkunst en behaalde reeds op 14- en 15 jarige leeftijd tweemaal de eerste prijs van de stedelijke tekenacademie. (*1).
Dit was ook het toenmalige gemeentebestuur niet ontgaan die de jonge kunstenaar in 1849 ondersteunde met een subsidie van 250 (goud)frank om verder te studeren aan de Academie van Schone Kunsten te Antwerpen. August Delfosse volgde vanaf het schooljaar 1849-50 les in de Antwerpse Academie, waar hij eveneens een 2de en 1ste prijs behaalde. Na zijn studies bleef Delfosse jarenlang de Academie bezoeken en vestigde zich definitief in Antwerpen, met de bedoeling zich als jong kunstenaar voor te bereiden op de “Prijs van Rome” (*2).
In mei 1857 neemt August Delfosse deel aan die jaarlijkse wedstrijd met ‘De steniging van Stefanus’ en behaalt er de 2de prijs. Op 26 september 1857 ontvangt hij het prestigieuze diploma uit de handen van de toenmalige hertog van Brabant, de latere koning Leopold II.
In Ronse wordt het bekroonde werk tien dagen lang tentoongesteld in de raadszaal van het stadhuis waarna het een plaats krijgt in de boekenkamer van de Kanunniken en Kapelaans, sinds de 19de eeuw omgeturnd tot de Sint-Jozefkapel. Na de binnen restauratie keert het schilderij naar zijn oorspronkelijke plaats in de basiliek terug.
Terug in Antwerpen begint Delfosse volop te schilderen waarbij zijn voorkeur aanvankelijk naar het academisch historisch- en religieus domein uitgaat:
“Jozef wordt uit de put gehaald bij de komst van Ismaëlische handelaars” (1855)
“Jeremias op de puinen van Jeruzalem” (1858)
“De leerlingen van Emmaüs” (1860)
“De ontmoeting van de heiligen Dominicus en Franciscus” (1861)
“De prediking van de heilige Amandus in Vlaanderen” (1863).
In de compositie van dit werk evolueert Delfosse duidelijk naar een genre dat hem meer en meer zal bekoren: het portretschilderen waarmee hij vrij snel de begoede Antwerpse burgerij kan verleiden. Toen hij zich financieel tenslotte voldoende verzekerd voelde, verloofde hij zich in 1871 maar jammer genoeg overleed zijn vrouw enkele maanden na het huwelijk. Hij zou nooit hertrouwen.
Delfosse had jarenlang last van bronchitis. Hij besluit Antwerpen te verlaten en keert op zijn zestigste naar Ronse terug waar hij voortaan bij zijn broer en zus in de Kasteeldreef woont. Hij bewerkt er zijn ”Sint-Amandus” en overleed er op 25 mei 1899, amper 67 jaar oud.
Na de dood van zijn broer beslist zijn overlevende zus om het schilderij waarmee hij de tweede prijs van Rome behaalde aan de Sint-Hermeskerk te schenken en kwam waarschijnlijk ook ‘De ontmoeting van de heiligen Dominicus en Franciscus’ naar de basiliek.
Hoe beoordeelde wijlen Albert Cambier deze schilderijen van A. Delfosse?
1. De steniging van Stefanus (1857)
2. De ontmoeting van de heiligen Dominicus en Franciscus (1861)
3. De prediking van de heilige Amandus in Vlaanderen (1863)
“Wat de esthetische kwaliteiten van de grote doeken van onze stadsgenoot betreft, moeten we bekennen dat onze kennis over de schilderkunst van de 19de eeuw niet van die aard is om ons toe te laten op overtuigende wijze een oordeel te vellen over die ons bekende werken. Maar de lezer moge ons vergiffenis schenken voor de durf waarmee we (die nooit een penseel in de handen genomen heeft) het werk van een in zijn tijd geprezen kunstenaar durven beoordelen.
In het oudste doek ‘De steniging van Stefanus’ (1857), namelijk dat waarmee de auteur de tweede Romeprijs behaalde, mogen we de goed gelukte compositie en het smaakvol coloriet loven. Toch doen enkele fouten aan het geheel onrecht: had de heilige diaken zich de moeite gedaan om recht te staan en al die steen werpende omstanders als dwergen tegeneen te klutsen, dan zou die ‘intifada’ avant la lettre vlug voorbij geweest zijn. De knieën van Sint-Stefanus zijn buitenmaats in vergelijking met zijn hoofd en er is de grote hand van de half liggende man op het rechtervoorplan vergeleken met deze van de jonge Saül (= Paulus) op het linker voorplan.
De tweede schilderij ‘De ontmoeting van de heiligen Dominicus en Franciscus’ (1861) is heel somber: op een clair-obscur achtergrond komen de twee elkaar tegemoet en omarmen zij elkaar.
Elke poging om aan die figuren, die pal tegenover elkaar staan, enige beweging of gebaren te geven, ontbreekt. Dit zeer statisch werk is in strijd met het vorig werk vol beweging en gebaren.
Het laatste van die drie, ‘De prediking van de heilige Amandus in Vlaanderen’ (1863), hangt tegen de westrand van de noorderzijbeuk. In zijn tijd heeft het heel Ronse doen toelopen, niet zozeer omwille van de grote esthetische waarde of omwille van de historische verwijzing ervan naar de oorsprong van onze Kerk in de prediking van Amandus in onze streek, maar omwille van hetgeen het inderdaad was: een familie of groepsportret. De historische pseudo-verwijzing naar de activiteit van de missionaris Amandus was alleen een voorwendsel om een aan dit groepsportret een aanvaardbaar kader te geven. Daarom (zoals bij een groepsportret normaal past) zijn de personages allen even groot, dicht bijeen gepakt en alle aandacht gaan naar alle aangezichten ‘de face’. De heilige predikant staat er onhistorisch blootshoofds met de mond gesloten (maar begrijpelijk bij een portret) als een houten klaas, terwijl de grotendeels vrouwelijk bekeerlingen nadrukkelijk vooruit drummen, terwijl het geheel elke dynamiek mist. Toen ik als kleine jongen (ca. 1930) in een groep ouderen naar hun commentaar luisterde, wisten sommigen nog precies aan te duiden wie en wie hier voorgesteld waren. Het is immers niet onmogelijk dat het te Antwerpen in 1863 geschilderd doek, ca. 1896 bij zijn opfrissing door de auteur een stevige ronsische toets kreeg.”
Voetnoten
*1 Jean Baptist Royers, geboren te Berendrecht, was toen directeur van de Stedelijke Tekenacademie. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1851 keerde hij met de kinderen (waaronder de latere ingenieur Gustaaf Royers, conceptor van de bekende sluis) naar Antwerpen terug.
*2 ‘Le prix de Rome’
Vanaf het begin van de 16e eeuw geldt de klassieke oudheid als bakermat van de Europese kunst. Voor de meeste Noord-Europese kunstenaars ontbraken echter de mogelijkheden om het klassieke Rome te bezoeken. Lodewijk XIV besloot dat Franse kunstenaars de kunstuitingen uit die periode met eigen ogen moesten kunnen bekijken en bestuderen. Daarom stelde de door hem opgerichte Académie Royale de Peinture et de Sculpture in 1666 de Prix de Rome in. De prijs bestond uit een geldbedrag (stipendium) waarmee de winnaar vier jaar in Rome kon werken aan de Académie de France, die toen was gevestigd in de Villa Medici. Er waren ook "Tweede Prijzen", die de winnaars toelieten om in dezelfde academie te werken, maar voor een kortere tijd. De prijs was in Frankrijk zeer gewild. Eugène Delacroix, Édouard Manet, Edgar Degas en Maurice Ravel hebben tevergeefs getracht de Prix de Rome te bemachtigen. Nadat Jacques-Louis David drie jaar achter elkaar had gefaald, overwoog hij zelfmoord.
Wie dit diploma in de eerste helft van de 20e eeuw wilde bekomen moest hiertoe een drietal weken in afzondering om er een eigen kunstwerk te ontwerpen en volledig af te werken, zonder enig contact met de buitenwereld. Voor de muziek bestond het examen uit het schrijven van een fuga.
In 1968 werd de oorspronkelijke Franse Prix de Rome door André Malraux afgeschaft. Sinds 1968 wordt deze prijs in diverse landen, waaronder België, Nederland en Canada, uitgereikt aan kunstenaars die waardig geacht worden deze prijs als aanmoediging te ontvangen.
bronnen: Annalen Geschied- en Oudheidkundige Kring van Ronse en Wikipedia
Andre Bellinck,
Voorzitter Kerkfabriek Sint-Hermesbasiliek
Ronse, 30 december 2020