Beste mensen,
Zoals sommigen onder u wel weten ben ik ook aangesteld als aalmoezenier bij het bisdom van de krijgsmacht. Het is in die functie dat ik uitgezonden werd om bij “onze jongens en meisjes” of beter onze soldaten, kerstmis en eindejaar te vieren in Afghanistan. De Belgen zitten al geruime tijd met een delegatie van om en bij de tachtig man in kamp Marmal te Mazar-e-Sharif(MES) gelegen in het noorden van Afghanistan. Ik zou bij hen gaan vertoeven van 17 december 2019 tot en met 3 januari 2020. Ook voor mij was dit de vuurproef. Ik vertrok met vele vragen: “Hoe zouden ze mij ontvangen?” “Wat zouden ze verwachten van mij?” “Kon ik daar gebedsvieringen houden?”, enz. Vele vragen spookten door mijn hoofd bij de heenreis. Deze heenreis zou mij, via de luchthaven van Istanboel, met een commerciële vlucht rechtstreeks naar MES brengen. Aangekomen op het burgergedeelte werd ik opgewacht door enkele militairen. Na de identiteitscontrole en het ophalen van de bagage werden enkele andere militairen van andere naties en ik onder militaire escorte naar het kamp gebracht.
Na het ontbijt en installatie in de slaapcontainer werd ik gebrieft over de veiligheidssituatie. Mijn GSM werd onder handen genomen om mijn instellingen te veranderen zodat ik minder vatbaar zou zijn voor invloeden van buitenaf.
Na een eerste kennismaking heb ik me ondergedompeld in de groep. Wat waren hun verwachtingen over mijn aanwezigheid? Ik kon me dadelijk integreren want voor de kerstmarkt moesten de Belgen een frietkraam installeren, dus eerst 300 kg aardappelen schillen en voorbakken. Beter kan je de mensen niet leren kennen, allemaal samen patatjes schillen en frietjes snijden. Daarna mee de frietjes bakken en verkopen op de kerstmarkt. De padre was direct gekend. Ondertussen had ik al contact opgenomen met de Duitse dominee, de Nederlandse geestelijke verzorger en de Kroatische priester in verband met de kerstvieringen. Op 22 december heb ik dan op aanvraag van de soldaten een eerste gebedsdienst gehouden in de plaatselijke kapel. De dienst leverde een tiental geïnteresseerden op. Ik assisteerde de Kroatische priester tijdens de middernachtmis in de kapel die overvol zat met militairen. Op de namiddagviering waren tien mensen aanwezig. Ik deed mijn werk verder- de militairen nabij zijn- en bij iedere patrouille was ik aanwezig om de mensen een behouden terugkeer te wensen. Dit apprecieerden ze. Ik had ook een verrassingsbox geïnstalleerd in de bar. Deze had heel wat succes.
De tijd vloog voorbij, en als we terug op het vliegtuig stapten naar België, keek ik even achterom met de volgende mijmeringen in mijn hoofd:
Ik heb hier prachtige momenten mogen beleven met de mannen en vrouwen.
Verbonden in eenheid hebben we hier kerst gevierd en oudejaarsavond.
Het leven gaat echter verder. We hebben spijtig genoeg afscheid moeten nemen van een Amerikaanse collega en verschillende Afghaanse militairen zijn gesneuveld of gewond geraakt in de strijd. Op evangelisch gebied heb ik drie gebedsvieringen mogen organiseren en heb ik mijn Kroatische collega padré geassisteerd. Ook heb ik een viering bijgewoond bij de Nederlandse geestelijke verzorger en ik heb een goede verstandhouding opgebouwd met de Duitse dominee. De communicatie met de Georgische orthodoxe priester viel niet mee maar ik heb toch de eer en het genoegen gehad om zijn kerkje te mogen bezoeken.
Het klinkt misschien raar maar ik ben blij dat ik hier was. Ik ben er van overtuigd dat ik hier iets heb achtergelaten bij de jongens en meisjes van het detachement. Mijn laatste gebedsviering heb ik gehouden in de bar op 1 januari. Voor de gelegenheid heb ik deze bar, met wat hulp, omgetoverd tot een tijdelijke gebedsruimte. Een altaar in het midden, de muziekinstallatie met DJ als geluidsman. De dominee had mij zijn koffer meegegeven met uitneembaar kruis en kandelaars.
Het detachement bestaat uit ongeveer tachtig man. Ik had verwacht dat 20 procent zou komen opdagen om 14 u. in de namiddag. Eerlijk, emoties overmanden mij bij het begin van de gebedsdienst (zelfs nu nog bij het schrijven van dit artikel). Ik weet dat men nederig moet zijn tegenover zichzelf en dat we dagelijks hard moeten werken om tussen en bij de mannen te zijn, kortom er gewoon te zijn voor hen. Ik heb ze niet geteld maar de bar was te klein. Sommigen hebben mij verteld dat er meer dan vijftig man is komen opdagen. Anderen hebben zich verontschuldigd omdat ze van dienst waren. Zoiets tovert een glimlach en een traan op je gezicht. Zo veel jonge mensen die samen in verbondenheid en gebed komen, geeft je moed en de voldoening dat de Heer zijn Geest nog steeds werkt. De amuletjes die ik meegenomen had van de Heilige Christoffel zijn allemaal uitgedeeld en 's avonds kwamen enkele fiere jonge soldaten mij tonen waar ze deze droegen, rond hun nek bij hun ID-card en in hun portefeuille. Natuurlijk waren er ook andere momenten. Op 31 december is de grootmoeder van een jonge sergeant overleden. Ik heb deze jongen begeleid en uitgezwaaid op 1 januari 's morgens bij zijn vertrek naar België. Op zaterdag 4 januari ben ik naar de begrafenis gegaan.
Sommigen stelden zich de vraag wat een padré komt doen in het theater hier. Nu stellen diezelfde mensen zich de vraag wanneer ik terugkom. Ik denk dat ik de vreugde in Zijn dienst heb kunnen brengen zodat ik een teken van Zijn aanwezigheid hier heb kunnen brengen bij de mensen tot wie ik werd gezonden.
Tonny