Vanaf de eerste zondag van de advent geldt in de katholieke liturgie een nieuwe versie van het Onzevader. Het is meteen de eerste keer dat katholieken in Nederland en Vlaanderen met dezelfde woorden het gebed des Heren kunnen bidden en zingen. Een oecumenische vertaling, voor alle christelijke Kerken in ons taalgebied, blijft echter toekomstmuziek.
Deze nieuwe gemeenschappelijke tekst luidt als volgt (de wijzigingen werden in cursief geplaatst).
Onze Vader, die in de hemel zijt,
uw naam worde geheiligd,
uw rijk kome,
uw wil geschiede,
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven
aan onze schuldenaren,
en breng ons niet in beproeving,
maar verlos ons van het kwade.
Het gaat dus niet om een compleet nieuwe vertaling van het Onzevader. Men is vertrokken van de bestaande vertalingen met behoud van wat in beide vertalingen gelijkluidend is. Nu eens is een wending uit Nederland overgenomen, dan weer een formulering die in Vlaanderen gebruikelijk was. De wijzigingen zijn evenredig over Vlaanderen en Nederland verdeeld. Zo heet het bijvoorbeeld nu voor ons niet meer ‘Onze Vader die in de hemelen zijt’, maar ‘Onze Vader die in de hemel zijt’. Waar men vroeger zei: ’Geheiligd zij uw naam’, zal men nu bidden: ‘Uw naam worde geheiligd’. En waar de Nederlandse versie tot nu toe luidde: ‘zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven’, zal het voor Nederland worden: ‘zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren’. En zo zijn er nog enkele kleine wijzigingen, die hierboven gecursiveerd zijn in de (nieuwe) tekst van het Onzevader.
Van een nieuwe vertaling kan men dus nauwelijks spreken, tenzij voor de vertaling van het Latijnse woord tentatio. Men heeft dit woord tot hiertoe vertaald ‘bekoring’. In het Grieks staat er peirasmos en het woord ‘beproeving’ is een betere vertaling van deze Griekse grondtekst.
De vertaling ‘bekoring’ stelt daarenboven ook een theologisch probleem. Bekoren betekent immers aanzetten tot het kwaad. Dat wordt in de Schrift van de duivel gezegd, niet van God. God probeert niet de mens tot het kwade aan te zetten en in die zin is het ook niet God die ons beproeft, maar de eigen begeerte.
Toch is het een onmiskenbaar Bijbels besef dat God het geloof van iemand op de proef kan stellen. Zo wordt Abraham op de proef gesteld. Zo wordt ook Jezus op de proef gesteld. ‘Toen dreef de Geest Jezus naar de woestijn. Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld’ (Mc 1,12-13). Het is de Geest die Jezus naar de woestijn brengt om daar, veertig dagen lang, door de Satan op de proef gesteld te worden. Niet dat Gods Geest ons lokt om het kwade te doen en ons in die zin beproeft. Maar Hij kan ons wel in situaties brengen waar ons geloof op de proef wordt gesteld. Het zijn situaties waarin we onherroepelijk voor de keuze staan: voor God en dus tegen het kwaad, of voor het kwaad en dus tegen God. Het is pas in en door de beproeving dat je weet of je werkelijk in God gelooft. Of je Hem, zoals in het geval van Abraham, onvoorwaardelijk vertrouwt, ook in het donkerste uur. Het is ook de betekenis van de tocht van veertig dagen in de woestijn.
Vandaar de betekenis van de laatste bede uit het Onzevader. We vragen niet dat God ons niet zou bekoren. Dat doet Hij niet. Wel dat Hij ons niet boven onze krachten zou beproeven. En het gaat ook niet om eender welke beproeving. Het gaat erom dat we, als puntje bij paaltje komt, onze roeping als christen niet zouden verloochenen. Dat we niet, zoals Simon Petrus is overkomen, als het gevaarlijk wordt, zouden zeggen: ‘Nee, ik ken Hem niet’. Dat vragen we met aandrang aan God in deze laatste bede van het Onze Vader: breng ons niet in dié beproeving.
Lees verder op www.nieuwonzevader.be
Jos Vankeerbergen
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.