In de herfsttijd die er nu begint aan te komen, lezen we in de liturgie verder in het evangelie volgens Lucas. Vanaf hoofdstuk 9 vers 51 heeft Lucas een grote opgang naar Jeruzalem gecomponeerd, naar de plaats waar Jezus lijden en dood wachten. Ondanks dit vooruitzicht gaat Jezus vastberaden en zelfs strijdvaardig op weg. Aan de hand van parabels vertelt Hij onderweg waar het in het leven op aan komt. Zo wijst Hij op de grote sociale onrechtvaardigheid die ook in zijn dagen de samenleving kenmerkt. De uitsluiting van allerlei mensen omwille van armoede, ziekte, sociale status, ook door mensen die op godsdienstig gebied leiding geven.
Hoe anders zit God zelf in elkaar. Hij is een God van liefdevolle ontferming, Hij verschaft recht en gerechtigheid. Hij houdt van zijn schepping. Dat brengt God ook tot barmhartigheid, tot ruimte voor inkeer. Jezus verkondigt deze God niet alleen met woorden, maar ook in zijn handelen, in zijn omgang met weduwen, tollenaars en zondaars.
Waar Hij daartoe de kracht vandaan haalt? Uit zijn innige verbondenheid met God, een verbondenheid die gevoed wordt door gebed. Uit het vaste geloof dat het kwaad, het onrecht en de dood niet het laatste woord hebben. Daarover heeft Jezus het in zijn prediking tot de mensenmassa, tot zijn leerlingen, ook tot ons. En Hij maakt het ons (ook mij als predikant) niet altijd gemakkelijk, zeker als Hij eisen stelt in de navolging.