Op deze gravure staat Petrus met zijn rug naar ons toe. Hij strekt zijn arm uit naar de bedelaar; Johannes, rechts van Petrus, en anderen zijn getuigen van het gebeuren. Het gebaar van Petrus kan meerdere betekenissen hebben. Het kan ook betekenen dat hij in discussie is met de man die achter de bedelaar staat. Want ook die man maakt een handgebaar. En die man houdt een zak met geld vast, waarvan we mogen aannemen dat hij die in een gebaar van naastenliefde wil weggeven. Zo gehoorzaamt hij de wet als gelovige jood. Daarom zit ook de verlamde man bij de poort van de tempel: de wet schrijft het geven van aalmoezen aan de armen voor. De man met de zak met geld doet dus zijn best om de wet zo goed als mogelijk na te leven. Toch heeft Dürer hem in de schaduw geplaatst, terwijl Petrus in het licht staat. Want Petrus biedt de verlamde een geloof aan dat niet alleen zijn lichaam zal genezen, maar hem ook geestelijk verlossing zal brengen.
Die verlamde man weet niet waar hij het heeft. Hij verwacht alleen maar een aalmoes. En nu blijft er iemand bij hem stilstaan en hem aankijken. Dat hadden Petrus en Johannes van Jezus geleerd. Ze zeggen het zelfs letterlijk: Kijk ons eens aan! Dat durfde die bedelaar meestal niet, je ziet het duidelijk op de prent. En Petrus gaat verder: Gebruik uw voeten! En voordat die bedelaar zich kan afvragen wat Petrus daarmee bedoelt – hij was tenslotte verlamd –, grijpt Petrus hem bij de hand en trekt hem overeind. En wat doet die bedelaar? Lees het maar eens na in je bijbel (Handelingen 3, 8): hij sprong overeind, ging lopend en springend met hen de tempel binnen, terwijl hij God verheerlijkte.
Dat vind ik bijzonder aan dit verhaal. Die man loopt niet eerst naar zijn familie, ook niet naar een herberg om met zijn bijeen gebedeld geld te eten en te drinken. Neen, hij gaat met Petrus en Johannes de tempel binnen, lopend en springend, God lovend. Eindelijk kan hij doen zoals al die anderen die hem voorbijgingen, de tempel in. Nu kan hij ook dicht bij God zijn, in Gods huis. En dat alles in de naam van Jezus Christus, want dat was het enige dat Petrus hem te geven had.
Graag hier toch een kanttekening maken bij dit prent van Dürer. De gedachte dat het geven van geld verlossing kan bewerkstelligen, was in de tijd van Dürer een belangrijk punt van discussie. Meerdere hervormers, inclusief Erasmus en Luther, hadden kritiek op de verkoop van aflaten door de kerk in Rome. Ook Dürer stelde zich achter Luther en de Reformatie. Als de afbeelding van Dürer de praktijken van de toenmalige kerk aan de kaak stelde, was het inzetten van Petrus als zijn boodschapper dan ook een duidelijk signaal: Petrus, de eerste paus, geeft geen geld, maar wel de genade van de genezing in Jezus' naam. Met deze prent laat Dürer zijn kritiek op het pausdom van zijn tijd krachtig klinken.
Ik keer nog even terug naar dit bijzonder verhaal. Die blik waarmee Petrus die bedelaar aankeek, dat is de blik waarmee Jezus ons aankijkt en dat ook uitdrukkelijk vraagt: Kijk me eens aan. En dan die uitgestoken hand: Kom op, gebruik uw voeten. Het is de uitgestoken hand van Jezus naar jou toe: Kom op, jij mag ook bij Mij komen! Ja, spring en dans maar, jubel maar, wees vrolijk. God zelf zal er zeker ook vrolijk bij geworden zijn. Petrus en Johannes hadden het begrepen: neen, zij doen geen wonderen, het is de naam van Jezus die doet genezen en vrolijk maakt.
Uiteindelijk gaat het toch daarom in de Kerk: dat mensen in de naam van Jezus genezen, andere mensen worden, opkomen voor mekaar en samen gelukkig zijn. De coronacrisis heeft alleszins mensen al heel wat dichter bij mekaar gebracht, ondanks de afstand die we moeten houden. En als we weer opnieuw kunnen vieren in de kerk, hoop ik dat het ook feest mag zijn, dat het er blij en vrolijk aan toegaat en dat in de naam van Jezus!
Jan Verheyen, pastoor-deken