Door zijn afstamming staat Jozef in de geslachtslijst van koning David (Matteüs 1, 1-17) en daarom wordt Jezus, wegens een volkstelling onder keizer Augustus (Lucas 2, 3), geboren in Bethlehem, de stad van David. Het evangelie tekent Jozef met zijn koninklijke afstamming als een rechtvaardig mens: trouw, toegewijd en gewetensvol ten opzichte van Maria, zijn bruid, en met een grote zorg vervuld voor het kind Jezus. Na de vlucht uit Egypte vestigt het gezin zich in Nazareth, waar Jozef werkzaam was als timmerman (Matteüs 13, 55), wat wijst op een eenvoudige levensstaat ondanks zijn koninklijke afkomst.
Wat wij over hem weten vinden we sober vermeld in de kindsheidsverhalen bij Matteüs (hoofdstukken 1 en 2), waar Jozef sterk naar voren komt en de leiding die hij ontvangt over het gezin in een droom, terwijl de in de kindsheidsverhalen bij Lucas vooral de klemtoon ligt op de rol van Maria.
Na die beginjaren vernemen we niets meer over Jozef. Enkel is nog sprake van de zorgzaamheid van beide ouders wanneer ze na drie dagen zoeken hun twaalfjarige zoon terugvinden in de tempel waar die de uitspraak doet: 'Wisten jullie dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?' Wanneer Jezus zijn openbaar leven begint op dertigjarige leeftijd, was Jozef waarschijnlijk reeds overleden.
Het Proto-Evangelie van Jakobus
Het Proto-evangelie van Jakobus behoort tot de apocriefe teksten van het Nieuwe Testament. Het woord apocrief, wat 'verborgen, geheim' betekent, heeft betrekking op geschriften die niet zijn opgenomen in het Nieuwe Testament. Zij worden niet tot de Canon, de erkende lijst van heilige Geschriften van het christendom gerekend. Niettemin lijken ze op de boeken van het Nieuwe Testament, ze doen ze zelfs enigszins na. De oudste apocriefe evangelies stellen zich voor als werken van een van de leerlingen van Jezus. Ze horen thuis in de tweede eeuw, de 'na-apostolische' tijd.
In dat Proto-evangelie van Jakobus gaat het vooral over de geboorte van Maria, haar huwelijk met Jozef en de geboorte van Jezus. Maria was door haar ouders Anna en Joachim op driejarige leeftijd, net zoals de profeet Samuel, naar de tempel gebracht en zonder om te kijken gaat zij de treden van het tempelaltaar op, waar zij de rest van haar jeugd doorbrengt. Als ze twaalf jaar oud is, moet zij de tempel uit. Onder de ongehuwde jonge mannen en weduwnaars wordt een man voor haar gezocht om haar te behoeden. Dezen moeten hun staf in de tempel leggen. Wiens staf zal gaan bloeien, wordt door de hogepriester aangewezen om man van Maria te worden. Jozef, een oude man staat er letterlijk, is de enige wiens staf gaat bloeien. Daarom is hij de uitverkoren bruidegom. Hij protesteert, want hij is te oud. Maar hij wordt door de hogepriester tot de orde geroepen en trouwt met Maria.