Maar die hemelvaart is wel een duidelijke opdracht aan de leerlingen: nu zijn jullie aan zet. Jullie moeten gaan verderzetten wat Jezus begonnen is om van deze aarde een leefbare aarde te maken, een aarde die tov is ('tov' is Hebreeuws voor 'goed'), zoals het in het scheppingsverhaal bij herhaling gezegd wordt: "En God zag dat het goed was".
Hemelvaart is dus niet: van deze aarde weg geraken. Het is: in de richting leven van een beetje meer 'hemel op aarde'. Marcus verwoordt dat in zijn evangelie heel plastisch en indrukwekkend: de leerlingen moeten demonen uitdrijven, nieuwe talen spreken, met blote handen slangen oppakken, zelfs niet gedeerd worden door het drinken van gif, en zieken de handen opleggen zodat ze genezen (Mc 16, 17-18). Dat klinkt fantastisch, omdat er met die eerste leerlingen iets aan de hand was wat ze zelf ook niet begrepen: ze deden meer dan ze eigenlijk konden. En het meest fantastische was hun vertrouwen, hun geloof dat de Heer met hen was en hun de kracht gaf om goede dingen te doen. Ja, ze waren als Jezus bezig. Nu waren zij aan de beurt om Jezus zichtbaar te maken.
En nu zijn wij aan de beurt. Zien we daar tegenop? Voelen we ons te klein en te weinig toegerust? De kerk weet daar alles van. Het kerkelijk jaar is zo opgebouwd dat we na het feest van Hemelvaart nog negen dagen hebben om te bidden tot de heilige Geest, opdat die Pinkstervlam een lopend vuurtje zou worden. 'Kom, heilige Geest, kom trooster en hartversterker'.
Het feest van Ons-Heer-Hemelvaart nodigt ons uit om de komende negen dagen biddend heel diep te ademen om dan, zoals de leerlingen, met Pinksteren de wereld in te trekken om Gods bedoelingen met deze aarde waar te maken. Mag Gods Geest ons daartoe sterk maken.
Jan Verheyen, pastoor-deken