Aandacht voor de nood van mensen
Voor de volgende uitspraak gaan we naar het Johannesevangelie, waarin we lezen over de bruiloft te Kana, waarop Maria en ook Jezus waren uitgenodigd (Joh. 2, 1-11). Bij het begin van het openbaar leven van Jezus, daar op die bruiloft te Kana, ziet Maria de nood van die mensen, het drama als dat feest verder moet zonder wijn, zonder vreugde. En zij vertolkt die nood aan haar zoon: ‘Ze zitten zonder wijn’. Dat is haar gebed tot Jezus. En met die vaststelling, tegelijk een vraag aan haar Zoon, daagt ze mij uit om ook aandacht te hebben voor de noden van mijn medemens en ervoor te bidden, in het volle vertrouwen dat Christus dat eenvoudige water zou veranderen in lekkere wijn.
Maria lost zelf niets op, zij doet geen wonder, zij heeft niet de oplossing in petto. Ze zegt alleen: ‘Wat Hij u ook beveelt, doe het maar’ – ‘doe maar wat Hij u zeggen zal’. Dat is de raad die zij ons geeft. Zij nodigt ons uit om aandachtig naar haar Zoon te luisteren en erop te vertrouwen dat Hij antwoord zal geven op onze noden.
Zo leert deze vrouw zich aan ons kennen, heel eenvoudig, vanuit hetgeen ze zegt aan de engel, aan Elisabeth als ze haar Magnificat zingt, ook in haar onrust om haar verloren kind en daar op de bruiloft te Kana.
Toen de engel haar aansprak was zij verbaasd over haar uitverkiezing, maar zij is tegelijk toewijding, ze aanvaardt haar opdracht.
Dat lied dat ze zingt, het Magnificat, spreekt van diepe vreugde om geroepen te worden ondanks haar kleinheid. Het is een kreet van vreugde die van heel diep komt. Vreugdekreten die er ook waren toen Elisabeth en Maria mekaar in de armen vielen. Want beide vrouwen voelen in zich dat God wonderwerken aan hen heeft gedaan. Ze zijn de levende getuigen dat voor God niets onmogelijk is.
Zijn wij ook zulke getuigen van Gods grote daden, is er ook bij ons vreugde om ons geroepen weten en om Gods liefde voor zijn mensen?
Zij blijft ook trouw aan haar eens gegeven woord, ook wanneer ze praktisch alleen achterblijft onder het kruis. Zij blijft trouw aan haar opdracht om moeder te zijn van de Kerk, niet alleen van die ene leerling onder het kruis, maar ook van de apostelen in het Cenakel en vandaag van ons. In dat staan onder het kruis ervaren ook mensen van vandaag hoezeer Maria mensen nabij wil zijn in hun nood. Is het niet daarom dat zovele zieken en lijdenden naar Maria toegaan in Lourdes en op zovele andere plaatsen?
Doet zij vandaag dan niet de uitnodiging om ook trouw te zijn aan mensen die lijden en verdriet hebben, in plaats van te vluchten omdat we die miserie niet kunnen zien?