Macedonië
Vanuit Troas voer Paulus met zijn reisgezellen over zee naar Filippi, in Macedonië, stad genoemd naar de vader van Alexander de Grote. In Troas – het mythische Troje! – had Paulus een visioen waarin een Macedoniër hem – een Jood – te hulp roept. Sinds de Macedoniër Alexander de Grote heel het oostelijke Middellandse Zeegebied tot aan Indië veroverd had, was de Griekse cultuur ook in het Joodse land de overheersende cultuur geworden en dat was met de Romeinse bezetting niet veranderd. De boeken Makkabeeën bewaarden de herinnering aan de Joodse strijd tegen dit hellenisme dat hun identiteit en godsdienst wilde uitroeien. Een Macedoniër die dus een Jood te hulp roept, was de wereld op zijn kop.
'Rome in miniatuur'
Handelingen noemt Filippi een 'kolonie' (16, 12). De stad Filippi, omgeven door bergen, is strategisch goed gelegen op de Romeinse heirbaan Via Egnatia, vlak bij goud- en zilvermijnen, die in Paulus' tijd echter al uitgeput waren. De stad werd in 356 v.C. veroverd en opnieuw gesticht door Filippus II, vader van Alexander de Grote. Bij de verovering van Macedonië door de Romeinen in 167 v.C. (slag bij Pydna), komt Filippi onder Romeins gezag. Sinds 148 v.C. behoorde Filippi tot de Romeinse provincie Macedonië en werd ze een Romeinse kolonie, dat wil zeggen: onder rechtstreeks keizerlijk bestuur en met bepaalde Romeinse rechten.
De Romeinse veldheren Antonius en Octavianus – de latere keizer Augustus – hadden in 42 v.C. in een veldslag in de buurt van Filippi Cassius en Brutus, de moordenaars van Julius Caesar, verslagen. Antonius stichtte toen in Filippi een 'kolonie', dat wil zeggen: een nederzetting van veteranen uit zijn leger. Zo werd Filippi een steunpunt van de Romeinse bezetting. Een Romeinse schrijver uit de tweede eeuw noemde Filippi 'Rome in miniatuur'.
Dus niet alleen omwille van zijn herinnering aan Alexander de Grote, maar ook als Romeinse kolonie, had Filippi alles om symbool te staan voor de vijand van Gods volk. Bovendien was er in de tijd dat Paulus de stad aandeed, niet eens een synagoge, wat wijst dat er maar weinig Joden in Filippi woonden.
Twee vrouwen
De Joden, die geen synagoge hadden, kwamen op sabbat bijeen bij de rivier buiten de stadmuur; daar ontmoette Paulus een godvrezende vrouw, Lydia genaamd. Godvrezend wil zeggen: een niet-Joodse die toch geïnteresseerd is in de God van Israël. Zij laat zich dopen en verleent onderdak aan Paulus en zijn gezellen. De eerste bekeerling in de 'wereld van de vijand' is een vrouw.
Als Paulus een slavin bevrijdt, die door haar meesters uitgebuit wordt omdat zij over een waarzeggende geest beschikt, wordt hij ervan beschuldigd een gevaar te zijn voor de openbare orde. Hij en zijn reisgenoten worden gegeseld en in de gevangenis gezet. Paulus beroept zich echter op zijn Romeins burgerrecht en bewijst meteen dat niet hij, maar wel de stadsautoriteiten de Romeinse wet overtraden. Dit wijst al vooruit naar het einde van Handelingen in Rome.
Rik Hoet