Het Joodse volk weet wat het betekent om in die woestijn te vertoeven. Veertig jaar lang heeft het onder leiding van Mozes daar rondgezworven, nadat ze op wonderlijke wijze ontkomen waren aan de slavendienst in Egypte. Mozes heeft er zelf over getuigd tot het volk, als een ‘historisch credo’, om het brengen van offers aan Jahwe te verantwoorden (Deut. 26, 4-10). Ze hebben het daar niet gemakkelijk gehad in die woestijn. Altijd weer opnieuw zoeken naar water en voedsel. Steeds opnieuw werden zij bekoord om anders te doen dan Mozes in Gods naam aan de mensen vroeg. Daar, in die woestijn, heeft het Joodse volk moeten leren wat gehoorzaamheid aan God betekent. Ze hebben die tijd nodig gehad om ‘het volk van het verbond’ te worden. En we weten dat ze die veertig jaren woestijn ten volle nodig hadden: de verhalen over hun ongehoorzaam-zijn en zich toch weer herpakken, staan in de bijbel te lezen.
In die bijbel lezen we dat de meesten van de profeten naar die woestijn gegaan zijn om Gods wil te leren kennen, om zo te doen wat God van hen verwacht. En Jezus doet niet anders: Hij trekt de woestijn in om te weten hoe Hij ‘Zoon van God’ moet zijn. Hij moet de stilte in om de stem van God te leren onderscheiden uit alle geluiden die op Hem afkomen ...
En daar moet Hij worstelen met de verleider. Maar categoriek wijst Hij het af om zelf het middelpunt van zijn leven te worden. Als Hij honger krijgt, haalt Hij geen tovertruc uit om van stenen brood te maken. Die tegenspeler van Gods stem krijgt van Jezus geen gelijk. Hij rekent af met die stem die Hem wil laten geloven dat Hij meer waard is dan alle andere mensen. Het is niet omdat je sterker, gezonder, verstandiger bent, of een prachtbaan hebt, dat je meer waard bent dan een ander. Dat gevoel krijgt bij Jezus geen kans. Niemand moet voor Hem buigen. ‘Ge zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen.’
Jezus daagt God ook niet uit om Hem te komen helpen. Hij zal van God nooit een bewijs vragen van trouw. Zelfs als Hij aan het kruis hangt en de mensen Hem toeroepen dat Hij nu maar van het kruis moet komen als Hij de Messias is, dan laat Hij zich bespotten. ‘Ge zult de Heer uw God niet op de proef stellen’, zegt Hij tot de verleider in de woestijn.