De lezingen in de liturgie van de komende weken lijken wel uitgekozen voor deze tijd van het jaar. We horen uit het Matteüsevangelie de parabel van het zaad, van het onkruid tussen de tarwe en van het mosterdzaadje dat uitgroeit tot een enorme boom. Het graan dat werd geoogst, wordt als brood uitgedeeld aan vele honderden mensen. Jezus spreekt over de volheid van het Rijk der hemelen. Hij belooft rust en vrede aan allen die onder lasten gebukt gaan.
Maar meer nog dan deze uiterlijke raakpunten, treft de overvloed aan levenskracht die ons wordt aangeboden, wanneer wij de moed hebben om ons door Jezus' voorbeeld te laten raken. Wij mogen Hem ontmoeten als een man vol zachtheid en geduld, die wacht tot aan de oogst om tarwe en onkruid van elkaar te scheiden. Hij wordt door medelijden bewogen wanneer Hij de uitgehongerde massa voor Hem ziet, wanneer zijn leerlingen angstig om hulp schreeuwen bij de storm op het meer. Hij roept op tot onderlinge liefde en tot onbeperkte vergevingsgezindheid. Hij verklaart zich bereid zijn leven te geven voor alle mensen zonder onderscheid, opdat het Rijk der hemelen dat Hem zo dierbaar is, in het hart van velen mag kiemen, wortelschieten en groeien.
Zomerse mensen ... 'worden': het vraagt een gulheid die geen grenzen trekt, een dankbaarheid om de vele dingen die ons zomaar in de schoot geworpen worden. Zomerse mensen zijn milde mensen, die verzoenend in het leven staan, open en hartelijk, met een bijzondere aandacht voor wie gebukt gaan onder de last van eigen fouten of van bezwarende levenssituaties. Zomerse mensen zijn spontane mensen die in alle eenvoud erkennen dat zij leven dankzij Gods genade, dankzij de steun van zovele anderen.