Laten we meteen maar eens kijken naar het laatste stukje van het verhaal, dat we zopas gehoord hebben. Op het moment, dat de twee leerlingen Jezus herkennen, is hij uit hun gezicht verdwenen… En ze vinden dat niet eens eigenaardig of spijtig. Ze keren terug naar Jeruzalem, om daar te vertellen wat ze meegemaakt hebben. En daar vernemen ze, dat hun vrienden ook zoiets beleefd hebben. Nu weten ze echt, dat Jezus, die ze aan het kruis hebben zien hangen, op een nieuwe manier bij hen is. Niet zoals wij hier bij elkaar zijn, en zoals Jezus bij hen was vóór hij stierf, maar soms wel zichtbaar en tastbaar, zoals in die vreemde reisgezel. En niet alleen zij, maar alle leerlingen van Jezus, ook degene die er later bijkomen, vinden daarin hun kracht om te doen wat Jezus gedaan heeft (nvdr De Emmausgangers)., toen hij nog rondtrok in de dorpen van Galilea en Judea.
We kunnen ons de vraag stellen: hoe wisten al die leerlingen dat zo zeker? Want wat die twee van Emmaüs hier meemaakten, is eigenlijk nooit meer gebeurd. Of toch? Inderdaad, ik denk dat dit nog dikwijls gebeurd is en nog altijd gebeurt, tot vandaag. Het gebeurt, wanneer mensen voor elkaar doen, wat die vreemdeling deed voor die twee reizigers. Dan wordt het even zichtbaar en tastbaar, dat Jezus bij ons is, dat hij met ons meetrekt door het leven. De leerlingen van het begin deden dat voor elkaar, en wij kunnen dat ook doen.
Laten we even kijken wat die vreemdeling doet. Allereerst ziet hij die andere twee, die net als hij op weg zijn. Ze zijn geen lucht voor hem.
En dan loopt hij met hen mee. Hij had hen ook vlug kunnen voorbij steken, of wat achterop blijven. Hij zal wel gemerkt hebben, dat ze er wat triestig uitzien, niet zo een prettig gezelschap. Wie weet, wat voor gezaag en gejammer krijg ik te horen, zou hij kunnen denken. Maar neen, hij gaat met hen mee, hij wil een tochtgenoot zijn.
En hij toont belangstelling, door een vraag te stellen. Hij begint hen niet meteen te overdonderen met goede raad. Zoiets als: maar mannen toch, hoe kun je op zo een mooie lentedag er zo bedrukt bijlopen. Allee kom, kop op, geniet van de zon en van de natuur! Ik zal eens een goeie mop vertellen, zodat jullie wat kunnen lachen! Neen, niets van dat alles. Hij geeft hun gewoon de kans hun hart te luchten, en hij luistert naar hen.
Dan pas begint hij zelf te spreken, en laat hij hen wat verder te kijken dan de erge dingen die ze meegemaakt hebben. Dat helpt, want op het einde zullen ze zeggen dat hij hun hart verwarmde.
Iemand anders echt zien, zien wat er met die persoon gaande is. Tochtgenoot worden, kameraad, vriend, die een stukje van de levensweg meeloopt. Echt belangstelling tonen, zeer goed luisteren, en dan – als je kunt – iets zeggen dat echt vooruit helpt. Als je kunt! Want soms kun je niets zeggen, en is het ook niet nodig. Gewoon aanwezig zijn en luisteren is al heel wat!
Als we zoiets voor elkaar kunnen doen, dan wordt Jezus zichtbaar en tastbaar, ook vandaag.
De voorbije jaren is Christ voor ons zo iemand geweest. Ik ga nu niet proberen te zeggen, hoe hij dat gedaan heeft. Dat zal wel op het einde van de viering gebeuren. Maar laat me toch even persoonlijk worden. Was Christ niet mijn tochtgenoot geweest, dan zou het mij nooit gelukt zijn om niet alleen priester te zijn in de parochies van Boutersem, maar tegelijk ook deken van Bierbeek en later verantwoordelijke van de Oblaten in België en Nederland. Was hij er niet geweest, dan was ik in 2008 nooit durven stoppen als pastoor om me helemaal aan die laatste taak te wijden. Bedankt, Christ, dat je er was, als een trouwe tochtgenoot.
En nu verdwijnt Christ uit ons gezicht, juist zoals Jezus toen in Emmaus. Maar wij weten wat ons nu te doen staat. Het is aan ons, om meer en meer elkaars tochtgenoten te zijn. Christ zal hier voor ons Jezus niet meer zichtbaar en tastbaar maken, maar wij kunnen dit wel voor elkaar doen.
Zo kunnen we elkaar moed en kracht blijven geven om onze gemeenschap op te bouwen en samen in dienst te staan van alle mensen rondom ons.
Georges Vervust