Het begrip ‘vredesdividend’ wordt toegeschreven aan Amerikaans president George H. W. Bush (1924-2018) en de Britse premier Margaret Thatcher (1925-2013) aan het eind van de jaren 1980 en het begin van de jaren 1990. Als gevolg van de teloorgang van de Sovjet-Unie en het einde van de Koude Oorlog konden de militaire uitgaven teruggeschroefd worden. De vrijgekomen middelen konden anders worden besteed. Tijdens het leeuwendeel van de jaren 1980, toen er een wapenwedloop woedde tussen Oost en West, lagen de Amerikaanse defensie-uitgaven nog boven de 6 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Daarna gingen de uitgaven in dalende lijn, tot de aanslagen van 9/11 daar verandering in brachten.
Slechte leerling
Terwijl in 2020 de Belgische defensie-uitgaven met 4,889 miljard dollar uitkwamen op 1,07 procent van het bbp, bedroegen de Amerikaanse uitgaven volgens vergelijkbare cijfers van de NAVO 3,73 procent van het bbp. Met die score was ons land de op één na slechtste leerling uit de NAVO-klas, ondanks een stijging met 11,10 procent in vergelijking met 2019. Alleen Luxemburg spendeerde met 0,57 procent van zijn bbp nog minder aan defensie. Het verschil van 1,43 procentpunt tegenover de 2-procentrichtlijn leverde het Groothertogdom een vredesdividend op van 883 miljoen dollar. Van de dertig NAVO-lidstaten – met uitzondering van IJsland, waarvan geen gegevens beschikbaar zijn – bereikten in 2020 slechts elf landen de gewenste 2 procent of meer. Terwijl voor de NAVO in haar geheel de defensie-uitgaven in dat jaar uitkwamen op 1.027,811 miljard dollar kwam het vredesdividend voor de 18 landen die de 2-procentrichtlijn niet haalden uit op 60,085 miljard dollar. Het NAVO-vredesdividend was daarmee ongeveer gelijk aan de Russische defensie-uitgaven. Volgens het Zweedse vredesonderzoeksinstituut Sipri bedroegen die in 2020 61,7 miljard dollar.
Zeitenwende
Het hoogste vredesdividend in 2020 was met 14,923 miljard dollar weggelegd voor Duitsland, dat 1,56 procent van zijn bbp besteedde aan defensie. Het kleinste dividend boekte Montenegro met 11,558 miljoen dollar bij uitgaven ten belope van 1,72 procent van het bbp. Met de Russische invasie van Oekraïne komt er voor Duitsland meteen een einde aan het vredesdividend. De Duitse bondskanselier Olaf Scholz sprak op zondag 27 februari in de Bondsdag van een Zeitenwende en kondigde aan dat Duitsland vanaf nu – jaar per jaar – meer dan 2 procent van het bbp in landsverdediging zal investeren, zowel om tegenover ‘onze vrienden en bondgenoten’ de belofte na te komen tegen 2024 dat percentage te halen, als met het oog op de eigen veiligheid. De afspraak om tegen 2024 liefst 2 procent van het bbp naar defensie te doen vloeien, dateert van de NAVO-top in Wales in september 2014, die volgde op de Russische annexatie van de Krim in het voorjaar.
Twee dagen voor de uitzonderlijke toespraak van Scholz gaf de Belgische regering goedkeuring voor een stijging van het defensiebudget naar 6,9 miljard euro tegen 2030. ‘De totale defensie-inspanning voor België zal volgens de actuele voorspellingen 1,54 procent van het bbp in 2030 bereiken’, blijkt uit een persmededeling van Defensie.
De Belgische defensie-uitgaven gaan volgens NAVO-cijfers al sinds 2017 de hoogte in, in 2020 zelfs met 11,10 procent.
Uit de evolutie van het conflict in Oekraïne zal blijken of de geplande toename van onze defensie-uitgaven als voldoende zal worden beschouwd. Het vredesdividend zal alvast slinken en ‘het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen en van speerpunten tot sikkels’ (Jesaja 2, 4) zal niet alleen in ons land op zich laten wachten.
Ontwikkelingshulp
Terwijl de Belgische uitgaven voor defensie in 2020 sterk de hoogte ingingen, bereikten die voor ontwikkelingshulp volgens cijfers van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) met 2,235 miljard dollar niet eens de helft van de defensie-uitgaven. België gaf in het eerste coronajaar volgens de OESO in vergelijking met 2019 toch 2,8 procent meer uit aan ontwikkelingshulp, goed voor 0,47 procent van het bruto nationaal inkomen (bni), maar nog steeds 0,23 procentpunt onder de OESO-norm van 0,7 procent. Tegelijk bedroegen de uitgaven voor ontwikkelingshulp slechts de helft van het vredesdividend van 4,249 miljard. Het Belgische vredesdividend dekte in principe dus volledig de uitgaven voor ontwikkelingshulp. Er was zelfs nog wat extra ruimte om met het vredesdividend de OESO-norm van 0,7 procent te halen.
Koplopers
Van de andere NAVO-landen bereikten alleen Denemarken (0,73 procent), Duitsland (0,73 procent), Luxemburg (1,02 procent), Noorwegen (1,11 procent) en het Verenigd Koninkrijk (0,70) de OESO-norm of deden het zelfs iets beter. Hoewel enige voorzichtigheid geboden is bij het vergelijken van cijfermateriaal van verschillende instellingen, is het opmerkelijk dat het bedrag dat Duitsland aan ontwikkelingshulp besteedt, bijna dubbel zo groot is als zijn vredesdividend. Volgens de OESO ging 2 jaar geleden in Duitsland 28,405 miljard dollar naar ontwikkelingshulp, terwijl het vredesdividend berekend op basis van NAVO-cijfers 14,923 miljard bedroeg. De Duitse ontwikkelingshulp kon dus voor de helft gefinancierd worden met het vredesdividend. De Duitse belastingbetaler legde er bovendien nog eens ongeveer eenzelfde bedrag bovenop.