Hoe kan je christen zijn na Auschwitz? Het is de vraag die leven en werk van de Lutherse theologe Dorothee Sölle (1929-2003) ten gronde bepaalde. Mystiek en verzet waren de twee longen van haar geloof dat ze – alle tegenwind ten spijt – radicaal beleefde en doordacht.
Flesje gif
Dorothee Sölle wordt in 1929 geboren als Dorothee Nipperdey. Het gezin woont in Marienburg, een professorenwijk in Keulen waar het ook tijdens de oorlog relatief comfortabel leven is.
Wat het nazisme heeft aangericht, dringt pas na de oorlog echt goed tot haar door en bezorgt haar een levenslang schuldgevoel.
Een gesprek met een joodse onderduikster had in de oorlogsjaren wel al grote indruk gemaakt op de jonge Dorothee, vooral door het flesje gif dat zij bij zich droeg. Het overlijden van haar oudste broer in krijgsgevangenschap brengt de dood helemaal dichtbij en de grote levensvragen dringen zich onvermijdelijk op.
Een valabel alternatief
De antwoorden van het existentialisme en nihilisme ontgoochelen haar. Het is de Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) die haar een valabel alternatief toont in 'het gelaat van een mens, van een ten dode gefolterde van tweeduizend jaar geleden die geen nihilist was geworden'. Ze beslist theologie te gaan studeren, nadat ze er al een jaar filosofie, klassieke filologie en germanistiek op heeft zitten. Haar eerste boek, Plaatsbekleding. Een hoofdstuk theologie na de 'dood van God' (1966) zorgt in 1966 voor instant naambekendheid door de radicale wijze waarop ze doordenkt over Jezus Christus als vertegenwoordiger van God bij de mensen.
Het is haar stelling dat gelovigen de opdracht hebben Christus te vertegenwoordigen bij hun medemensen.
Dat het ons vandaag zo vertrouwd in de oren klinkt dat God geen andere handen heeft dan de onze, hebben we mede aan Sölle te danken.
Meer kunst dan wetenschap
Sölle deed aan wat ze zelf “theo-poëzie” noemde. 'Ik geloof dat theologie veeleer een kunst is dan een wetenschap en zich dient te verstaan als een poging de grenzen van de taal van elke dag te overstijgen in de richting van kunst en niet in die van abstractie, rationaliteit en neutraliteit', zei ze daarover. Over de nog steeds actuele thema’s die haar zeer ter harte gingen – vrede, bevrijding, zorg voor de schepping – schreef ze effectief ook in dichtvorm. Haar poëzie zag ze niet als een extraatje naast haar theologische werk, maar als een volwaardige, authentieke drager van wat ze wilde uitzeggen.
Abonneer of vraag een gratis proefnummer op www.tertio.be