Het Erkenningsdecreet Lokale Geloofsgemeenschappen is sinds 16 november 2021 van kracht. Het beoogt een duidelijk kader te schetsen voor de erkenning van en het toezicht op lokale gemeenschappen. Maar hoe zal het uitwerken? Jelle Creemers, hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Leuven, waarschuwt: “Het kan twee kanten op. Enerzijds kan het leiden tot nieuwe en positieve erkenningen, anderzijds tot een heksenjacht op religieuze instellingen”.
Vrijheid van religie onder druk. Dat is het thema van een studiedag die op 28 februari wordt gehouden door de christelijke denktank Logia. Tot de sprekers behoort Jelle Creemers, die onderzoek doet naar de wetgeving inzake erkende erediensten en naar haar implicaties voor geloofsgemeenschappen. “Met het eerste Vlaamse eredienstendecreet in 2004 vond een grote verandering plaats”, weet hij. “Voor het eerst kregen de evangelische geloofsgemeenschappen de mogelijkheid te worden erkend binnen de protestants-evangelische eredienst. Dankzij hetzelfde decreet werden ook de eerste moskeeën erkend.”
Controleorgaan
In 2017 werd de regeling tijdelijk opgeschort, toen toenmalig Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans (N-VA) geen nieuwe moskeeën meer wilde erkennen. Ze vond dat het beleid aan herziening toe was. Met een team bracht kerkjurist Rik Torfs een rapport uit over het bestaande eredienstendecreet en opperde hij mogelijke verbeteringen. “Viceminister-president Bart Somers (Open VLD) nam dat rapport als uitgangspunt om de mogelijkheid van erkenning en subsidiëring van lokale erediensten een nieuw wettelijk kader te geven”, weet Creemers. “Het resultaat is het huidige decreet, dat volgens de memorie van toelichting tot doel heeft ‘het kaf van het koren te scheiden’. Hoogtepunt is evenwel de oprichting van een controleorgaan dat jaarlijks een budget van 3 miljoen euro krijgt om de erkende geloofsgemeenschappen te controleren, informatie te verzamelen en screenings uit te voeren. Dat is buitenproportioneel. Vlaanderen telt nog geen 1.700 erkende geloofsgemeenschappen, die voor bijna 95 procent uit katholieke parochies bestaan. Er zijn 47 protestantse gemeenschappen, 27 erkende moskeeën en opgeteld minder dan 30 orthodoxe, anglicaanse en joodse gemeenschappen – de georganiseerde vrijzinnigheid is opvallend genoeg niet meegenomen in het decreet. Waarom vindt de Vlaamse overheid het nodig zoveel geld te investeren in de controle van die geloofsgemeenschappen? Het decreet is bovenal gebaseerd op een zekere angst voor de invloed en de ontwikkeling van een extremistische islam. Geloofsgemeenschappen moeten zich uiteraard goed gedragen en het is goed als er kritiek op komt als dat niet zo is. Maar het huidige klimaat van wantrouwen is onevenwichtig.”
Klik hier om verder te lezen.