Pater Franciscus Jordan (1848-1918), de stichter van de salvatorianen en de salvatorianessen, wordt op zaterdag 15 mei zaligverklaard. Aanleiding voor de Belgische provinciale overste van de salvatorianen, Michel Coppin, om in Tertio nr. 1.109 van 15/5/’20 diens verdiensten in het licht te stellen. “Eigenlijk wou hij een lekenbeweging starten, geen religieuze congregaties, maar het Vaticaan besliste anders.”
Jan Baptist Jordan werd op 16 juni 1848 geboren in een arm boerengezin in het Duitse Zwarte Woud. Ondanks het harde leven thuis kende de jonge Jordan gelukkige kinderjaren. Maar zijn vader wordt arbeidsongeschikt na een ongeval met een paard en overlijdt jong. Hij is 13 jaar wanneer hij zijn eerste communie doet. De catechese over Jezus van Nazareth en de plicht die hij voelt om in de noden van het gezin te voorzien, tekenen hem. Hij wordt heel ernstig en zoekt de nabijheid van Christus.
In 1869 wordt Jordan opgeroepen voor het leger, maar zijn gezondheid is te zwak om actief ingezet te worden. Als rondtrekkend schildergezel komt hij in grote steden terecht. De jongeman ervaart duidelijk hoe ver de mensen van zijn tijd verwijderd leven van de heilsboodschap van Christus. Die ervaring laat hem niet los, hij wil die keren door te studeren en priester te worden.
Hij wordt een grote ijveraar voor het Pauluswerk van de Zwitserse kanunnik Joseph Schorderet en nadien voor de Pauselijke Missiewerken in Rome. Het is de tijd dat de kerkmensen hun weg niet vinden met de liberale politieke machten, die de kerk willen beknotten. Veeleer dan zich tegen die machten te keren, wil Jordan door vorming en publicaties de christenen bekwaam maken om hun geloof te begrijpen en ook uit te dragen. Iedereen moest de kans krijgen missionaris te worden. Op 8 december 1881 stichtte Jordan met twee metgezellen in de kapel van Santa Brigida in Rome de Societas Apostolica Instructiva die zou instaan voor de vorming van christenen overal ter wereld.