17 oktober geldt internationaal als de dag van verzet tegen armoede. Hoewel ons land tot de rijkste regio’s in de wereld behoort, loopt volgens de EU-SILC 2018 enquête 16,4 procent van de Belgische bevolking een armoederisico en leeft 4,9 procent in ernstige materiële deprivatie. 19 procent geeft aan moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen. In een metropool als Brussel treffen we armoede aan in haar meest extreme vorm: de talrijke daklozen.
Omdat de woonnood in de hoofdstad onaanvaardbare proporties aannam, besloten 10 vzw’s in 2017 met de campagne “400 toîts” om tegen 2020 400 mensen onderdak te geven in Brussel. De vzw Habitat & Humanisme ontwikkelde een snelle en creatieve oplossing voor de hoge woonnood: verplaatsbare en tijdelijke woonmodules van 26 m². Het project met de naam Moving Nest heeft momenteel een eerste pilootsite aan de Brusselse Van Praetbrug, op een braakland van de Brusselse ontwikkelingsmaatschappij Citydev. “De 400 – intussen al 700 – mensen op straat zijn slechts het topje van de ijsberg. In totaal zwerven in onze hoofdstad 4.000 mensen tussen kraakpanden, tijdelijk onderdak bij vrienden en Samu Social in de winter. De term ‘urgentie’ is een understatement”, verklaart France-Laure Labeeuw, architect en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van huisvesting bij Habitat & Humanisme. “De tijd die nodig is om lege gebouwen te verbouwen tot wooneenheden is 2 tot 5 jaar. Te lang als je weet dat in één jaar tijd 60 daklozen het leven lieten in de straten van Brussel. Omdat onze modules verplaatsbaar zijn en tijdelijk geïnstalleerd worden op verlaten braakgronden, is er naast de toestemming van de eigenaar enkel een beperkte bouwvergunning nodig. Zo bieden wij een snelle en duurzame oplossing voor de hoge woningnood. In minder dan twee maand werden de modules hier neergezet.”
Geen clochards maar daklozen
Eén van de bewoners is Eddy, die 24 jaar op straat en in kraakpanden leefde. “In dit huisje apprecieer ik het meest de structuur die mij wordt gegund”, vertelt hij. “Je dagelijks wassen, op vaste tijden eten. En niet te onderschatten: kunnen slapen met beide ogen dicht. Op straat slaap je altijd met één oog open. Weet je, de winterse koude is niet het ergste, ook niet de honger. Maar de onophoudelijke passage van mensen, het aanhoudende lawaai. Het gunt je geen ogenblik rust. En voortdurend je persoonlijke spullen moeten wegstoppen, in de hoop dat niemand ze vindt. Of nog: de onmenselijkheid van sommigen. Iemand zei me: ‘ik wil hier geen clochards’. Ik antwoordde hem dat zo’n term niet meer van deze tijd was, dat we vandaag over daklozen spreken.” In Eddy’s woonkamer staan meerdere boeken op het schap. Hij blijkt een fervente lezer. “Weet je hoe dat komt?”, vraagt hij. “Sommige mensen lopen met een wijde boog om je heen als je bedelt. Ik wil hen niet storen. Daarom ben ik boeken beginnen lezen. Zo kan niemand mij verwijten dat ik opdringerig ben. Wie halt wil houden, is welkom, anderen kunnen zonder gêne voorbij wandelen. Ik wil ook weer gaan schrijven, poëzie.”
Lees de volledige reportage in Tertio van deze week.