Bernardus Peeters verkaste onlangs van Tilburg naar Rome. De abt van Koningshoeven werd op 11 februari verkozen tot abt-generaal van de wereldwijde orde van de trappisten. De jonge vijftiger komt daarmee aan het hoofd van 199 gemeenschappen in 44 landen. Het mandaat loopt tot zijn 75ste verjaardag. Hoe kijkt hij naar die komende 20 jaar? In een gesprek met Tertio nr. 1.157 van 13/4/’22 laat hij in zijn kaarten en in zijn ziel kijken.
Het was pas zijn tweede dag in het klooster toen Bernardus Peeters als 18-jarige postulant zag hoe twee oudere medebroeders na de nachtwake hevig ruzie kregen over iets ontzettend onbenulligs. Hij besloot te vertrekken. “Ik dacht: hier wil ik niet bij zijn, dit is niet wat ik zoek en wil.” De herinnering doet hem glimlachen. “Dankzij de wijze raad van een monnik die me tegenkwam met mijn koffers, bleef ik toch.”
Uw mandaat loopt tot uw 75ste, dat is ruim 20 jaar, zowat de duur van één generatie. Wat hoopt u te bereiken met en voor de orde?
“Het gaat er inderdaad om dat je een generatie moet vormen die het op haar manier kan overnemen. Daar hebben we op dit moment een groot tekort aan. Op de een of andere manier is de overdracht tussen de generaties niet goed verlopen, ook al voel je binnen de orde een groot verlangen om ons leven door te geven. Het probleem is dat er in sommige gemeenschappen geen leven meer door te geven valt omdat er geen nieuwe generatie is; in andere kloosters waar er wel een nieuwe generatie is, kan je botsen op een blokkade om leven door te geven. (aarzelt even) We hebben een soort vruchtbaarheidsprobleem. Het leven is vruchtbaar uit zichzelf, maar we slagen er op dit moment niet in om de goede manier te vinden om dat leven ook in al die verschillende contexten vruchtbaar te laten zijn. Daarbij loert het gevaar om de hoek dat je daar zozeer op gefocust bent, dat het al bij voorbaat verstikkend werkt. Dat vind ik een van de grote taken: de vruchtbaarheid van ons leven tot bloei laten komen op al die verschillende plaatsen in al die verschillende omstandigheden.”
Wereldwijd zijn er in het religieuze leven verschillende dynamieken aan de gang. In het Westen is er veeleer sprake van krimp, in het Zuiden van groei. Hoe kijkt u daarnaar, in het licht van de meer dan 900 jaar lange geschiedenis van uw orde?
“Het is bijzonder boeiend te behoren tot een club die vanuit hetzelfde charisma op zoveel plekken in de wereld tegenwoordig is. Je moet wel oppassen voor een te zwart-witte kijk, want daarmee doe je mensen geen recht: in het Westen zijn er wel degelijk gemeenschappen die bloeien en op het zuidelijk halfrond zijn er plekken waar het moeizaam gaat en waar je je vragen kunt stellen over de houdbaarheid van de gemeenschap. Onze stichtingen op het zuidelijk halfrond zijn nu 50, 60 jaar oud. In het licht van onze geschiedenis is dat piepjong, maar het is tijd dat we zien dat we allemaal van elkaar kunnen leren. We mogen niet langer naar hen kijken vanuit de houding dat wij in het Westen weten wat goed voor hen is. Het zijn volwassen geworden gemeenschappen die op hun manier vormgeven aan het cisterciënzerleven. En net zoals er verschil is tussen onze huizen hier, is er ook daar verschil. Wij moeten leren daarvoor open te staan zonder hen te zien als onze puberende kinderen. Voor zo’n wereldwijde orde is dat wel een hele uitdaging. Want als je bijna 1.000 jaar oud bent, heb je bepaalde gewoontes, maar is dat daarom altijd de juiste manier?”
Abonneer of vraag een proefnummer via www.tertio.be