“De invoering van het herziene Onzevader is een kans tot catechese.” Dat vindt Joris Polfliet, secretaris van de ICLZ (Interdiocesane Commissie voor Liturgische Zielzorg). Elke gelovige draagt verantwoordelijkheid voor de verspreiding van de herziene tekst. “Hoe fier zijn we op het Onzevader?”
Eindelijk. Vijftig jaar na het einde van Vaticanum II bidden katholieke Vlamingen en Nederlanders vanaf komende zondag hetzelfde Onzevader. Voor ICLZ-secretaris Joris Polfliet is de invoering een goede gelegenheid tot catechese. “Dat is al geleden van het ‘jaar van de Vader’ (1998) en daarom geen overbodige luxe”, stelt hij. “Vanuit de ICLZ en de ICC, de Interdiocesane Commissie voor Catechese, hebben we voorbereidingen gemaakt. We willen het Onzevader niet alleen vormelijk invoeren, maar er ook inhoudelijk mee aan de slag gaan.”
Al bij al zijn de aanpassingen beperkt. Toch mag volgens Polfliet de finale vraag niet zijn of we al dan niet tevreden zijn met het resultaat van de herziene vertaling: “De vraag moet zijn: wordt het Onzevader echt gebeden? Hoe kostbaar is het ons? Hoe fier zijn we erop?”
Via gebedskaarten wordt de nieuwe tekst verspreid. “Ze bieden een kans een breder publiek aan te spreken”, vindt Polfliet. “Ik denk bij voorbeeld aan wie volgend jaar een doopsel of uitvaart meemaakt. Maar ook wie op ziekenbezoek gaat, heeft met de gebedskaart een instrument. Elke gelovige kan een rol spelen in de verspreiding.”
Lees het volledige interview met ICLZ-secretaris Joris Polfliet deze week in Tertio.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.