Religie en spiritualiteit zijn ook in een postmoderne wereld geen taboe. Integendeel, uit onderzoek van Pew Research blijkt dat het geloof in Europa tijdens de coronacrisis is toegenomen. Veel mensen herkennen zich evenwel niet langer in het theïstische beeld van God de Vader. Toch klinkt zelden de vraag welke voorstelling we ons precies van Hem maken. Welke God is de onze, en welke nadrukkelijk niet? Tertio ging op zoek naar godsbeelden.
Denken dat God zich in je broekzak laat passen, Duits theoloog Karl Barth (1886-1968) huiverde ervan. Hij ging de geschiedenisboeken in als een van de grootste theologen van de 20ste eeuw en keerde zich in het nazitijdperk fel tegen de Deutsche Christen. “Altijd is God voor de mens aan gene zijde, nieuw, ver, vreemd, soeverein, nooit binnen handbereik, nooit in zijn bezit”, schreef Barth. Zijn dialectische theologie centreert zich rond de “ganz Andere”, de God die volledig haaks staat op deze wereld.
Minne
Zowel bij de Brabantse dichteres Hadewijch (1200-1248) als de joodse Etty Hillesum (1914-1943) neemt God soms de vorm aan van een minne. “Er waren in de Middeleeuwen enkele mensen die God van nabij kenden, met Hem praatten en Zijn stem hoorden: zij worden als ‘mystieken’ aangeduid”, stelt Ignace Demaerel in zijn boek Mag God nog God zijn? “Maar wat gebeurde er met die mystici? De Kerk beschouwde hen als uitzonderlijke personen, die een buitengewone genade kregen om zó dichtbij God te kunnen komen en een zeer intieme, persoonlijke relatie met Hem te kunnen hebben.” Onterecht, vindt de protestantse godsdienstleraar. De oorspronkelijke leer van de apostelen is immers dat een intieme relatie met God de norm zou moeten zijn voor elke christen. “Het hoort bij het ‘basispakket’ van elke gelovige. De realiteit was meestal dat mensen niet verder raakten dan de uiterlijke formaliteiten en afgerammelde gebeden, de plichten en de rituelen.” “De christen van de volgende eeuw zal een mysticus zijn of hij zal niet zijn”, voorspelde de Duitse theoloog Karl Rahner (1904-1984). Is de toekomst aan de God van de mystici?
Smeltkroes
“Theologie heeft slechts één probleem: God.” Die boutade komt uit de pen van de Duitse lutherse theoloog Jürgen Moltmann (1926) en vat samen welke hachelijke onderneming het spreken over God is. “De God van Abraham, Mozes en Jezus van Nazareth, de God van heden en morgen, komt niet overeen met wat de mens van God denkt”, schreef de Franse dominicaan Jacques Pohier in Als ik God zeg (1979), een boek waarvoor Rome hem uit het priesterambt zette. Zestien jaar eerder veroorzaakte John A. T. Robinson, de toenmalige anglicaanse bisschop van Woolwich, grote controverse in de christelijke wereld met zijn boek Honest to God (Eerlijk voor God). Geïnspireerd door Dietrich Bonhoeffer was Robinson ervan overtuigd dat het christelijke geloof en leven in een radicaal nieuwe vorm moesten worden gegoten: het kwam er niet op aan gewoon te zoeken naar moderne woorden om de traditionele leer te herformuleren, maar “alles weer in de smeltkroes te werpen – ook onze meest gekoesterde religieuze categorieën en voor ‘absoluut’ gehouden morele waarden. En het eerste dat we moeten willen prijsgeven, is ons beeld van God”. Robinsons oproep veroorzaakte ontzettende deining: als het traditionele Godsbeeld afgedaan heeft, heeft dan niet ook het geloof in God – en God zelf! – afgedaan?
Verder lezen? Neem een abonnement of vraag een gratis proefnummer aan.