De filosofie stond lange tijd geboekstaafd als dienstmaagd van de theologie. In de moderniteit verandert die verhouding veeleer naar een van rechter en beklaagde, bemerkt Vlaamse filosoof Erik Meganck. Ondertussen is er volgens hem weer sprake van een toenadering. Terwijl hoogleraar Tim Mawson het bestaan van God liefst rationeel bewijst, argumenteert Britse filosoof Fiona Ellis vanuit een universeel verlangen naar Hem. Een ding is zeker: God is niet dood in de filosofie.
Fiona Ellis heeft net een 3-jarig onderzoeksproject van de Templeton Religion Trust afgerond over de menselijke natuur en het verlangen naar God. Ze ontleedde daarvoor verlangen in zijn vele verschillende gedaantes. Er zijn simpele verlangens zoals die naar eten of seks die zich uiten als gebrek dat kan worden opgevuld. Verscheidene filosofen en theologen verwijzen ook naar een complexer verlangen, dat zich net toont in overvloed. “Dat verlangen is gericht op iets onbestendigs en onbeschrijfbaars. Het houdt ons ’s nachts wakker en je kunt er niet simpelweg je vinger opleggen. Dat verlangen is voor veel filosofen net cruciaal in wat het betekent mens te zijn.” De Britse stelde zich de vraag hoe we daarover moeten denken en of het een verlangen zou kunnen zijn naar iets dat ons overstijgt, het Goddelijke.
Eros en agape
Het verschil tussen hogere en lagere verlangens wordt in het christelijke denken benoemd als eros en agape. Eros wordt omschreven als een verlangen dat gericht is op het ik en het krijgen van liefde, terwijl agape de belangeloze en zelfopofferende liefde is die je aan een ander geeft. Ellis ziet de twee evenwel niet als radicaal tegenovergesteld. “Ik wil eros terug in beeld brengen. Eros en agape zijn verbonden”, stelt de filosoof. “Het is verkeerd te veronderstellen dat er niets goed is aan mensen omdat ze verlangen. In mijn alternatief is Gods liefde zowel eros als agape. We zijn een combinatie van die twee krachten.”
Godsbewijzen
Tim Mawson redeneert met een haast wiskundige precisie, zelfs over thema’s die ons denken overstijgen, zoals het bestaan van God. “Godsbewijzen zijn historisch gezien een van de meest vruchtbare onderwerpen geweest in de filosofie. Tot de 20ste eeuw plaatsten de meeste metafysische systemen God in het centrum van hun denken”, verklaart Mawson. Vandaag blijft dat nog altijd een populair domein voor filosofen, zowel om Gods bestaan als de onmogelijkheid daarvan aan te tonen.
Twaalf filosofen
Filosoof Erik Meganck voert in zijn boek Religieus Atheïsme twaalf moderne filosofen op. Hoewel zij hun pijlen richten op traditionele religie, blijft de vraag hoe atheïstisch zij werkelijk zijn. Ze hebben alvast weinig te maken met het “platte atheïsme” dat meent dat God niet bestaat. “Als God maar blijft terugkeren, dan moeten we dat ernstig nemen.” Voor die opdracht stelt Meganck zich. Tegenover het platte atheïsme plaatst hij een pleidooi voor nuance. “Het getuigt van gehaktbaldenken om te roepen: ‘God bestaat niet, punt’.”