“Belgische vluchtelingen vonden tijdens WOI een veilige haven over het Kanaal. Liefst 2.500 liefdadigheidscomités gaven er blijk van een opvallend onbaatzuchtige gastvrijheid”, schetst Christophe Declercq (KU Leuven Campus Brussel). De academicus reconstrueert het gefragmenteerde verhaal van Belgische bannelingen binnenkort tijdens een lezing in Antwerpen. “Nu zijn de verschillen – en de onverschilligheid – groter.”
“Toen de Groote Oorlog uitbrak, vluchtten liefst anderhalf miljoen Belgen naar het buitenland. Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (VK) waren de voornaamste bestemmingen”, vertelt Christophe Declercq. Hij promoveerde op een onderzoek naar de “ruim 250.000” Belgische vluchtelingen die het Kanaal overstaken. “Een boeiend stukje geschiedenis, gefragmenteerd ook, waardoor vooralsnog niemand de exacte cijfers wist te achterhalen. Het fenomeen bleek gewoon te massaal”, licht hij toe. “Alleen al vanuit het ‘nationaal reduit’ Antwerpen namen in enkele weken ongeveer een miljoen medemensen de wijk. Precieze passagierslijsten van schepen ontbraken in dergelijke omstandigheden. Aan de overzijde zette het gastland pas eind 1914 een officieel registratiesysteem op. Daarenboven bleek het verschil tussen gevluchte burgers en – al dan niet gewonde – militairen onduidelijk. Vele honderden zo niet duizenden soldaten van lagere rang weken in het begin van de oorlog uit naar het neutrale Nederland. Van daar ging hun reis verder naar Engeland of Schotland, waar zij de fabriek verkozen boven het strijdtoneel. Destijds noemde niemand hen deserteurs – en onderzoekers volgden nadien dat voorbeeld –, al had hun actie uiteraard iets weg van desertie.”
Indien rond de aantallen nog discussie bestaat, lijdt het geen twijfel in welke periode Belgische vluchtelingen aanmeerden. “Ze arriveerden in kleine groepen vanaf augustus 1914. In die dagen vielen zeppelinbommen op Luik en Antwerpen. Bekende namen onder de eersten die de oversteek maakten, waren schrijver-criticus Jules Persyn (1878-1933, nvdr) en de familie van katholiek volksvertegenwoordiger Alfons Van de Perre (1872-1925, nvdr)”, vervolgt Declercq. “De grote massa volgde begin oktober ’14, nadat zowel Antwerpen als Oostende door Duitsers was ingenomen. Britse havens kreunden onder een massale toestroom en dat in een tijdspanne van nauwelijks enkele weken. Historicus Eamonn Rooney becijferde dat tijdens WOI goed 180.000 Belgische vluchtelingen langs Folkestone passeerden, van wie het gros in de herfst van ’14. Tijdens de lente en zomer van 1915 kregen zij het gezelschap van landgenoten die naar onze noorderburen waren getrokken. Als neutraal land tijdens de wereldbrand kon Nederland geen georganiseerde onthaalpolitiek voeren jegens vluchtelingen. De Britten deden dat wel. Sterker nog, ze ‘rekruteerden’ Belgen voor hun fabrieken.”
“Gezien de relatief onbaatzuchtige gastvrijheid van toen rijst de vraag of we menselijk wel vooruitgang hebben geboekt”, vindt de academicus. “Toegegeven, vroeger was het evenmin perfect. Maar wist u dat destijds The Times en een resem andere Britse kranten hun kolommen openstelden voor stukken in het Nederlands? Dat zoiets nu ondenkbaar is bij ons, stemt tot nadenken. Een vooraanstaande Britse journalist gaf onlangs een rake analyse van het verschil tussen 1918 en 2018. Het ras en de religie van Belgische ontheemden pasten toen gewoon in het Britse plaatje. Nu zijn die verschillen – en de onverschilligheid – groter.”
Christophe Declercq houdt op 14 oktober om 11 uur de lezing Belgische vluchtelingen na 1918. Dat initiatief van het Vredescentrum vindt plaats in het Antwerpse Bernarduscentrum. www.vredescentrum.be
Lees het volledige artikel deze week in Tertio.
Proefnummer of abonnement? www.tertio.be